In 2003 reisde ik met mijn ouders, broertje en zusje naar Ladakh, de meest noordelijke regio van India, gelegen in het Himalaya-gebergte. Het werd een reis die grote indruk op me maakte, en dat heeft te maken met de reis zelf en met hetgeen ik naderhand leerde over Ladakh.

Op het dak van de wereld troffen we een samenleving die tot 1970 goeddeels afgescheiden leefde van de westelijke wereld en nu zo’n drie maanden per jaar bezoek ontvangt van toeristen op motoren, op de fiets of met het vliegtuig.

Uit het boek ‘Ancient Futures’ van Helena Norberg-Hodge, blijkt dat de openstelling van het gebied desastreuze gevolgen heeft gehad: het gebied is volledig uit haar ecologische en sociale balans geraakt. Het enige hoopvolle aan dit verhaal: de lessen die dankzij Norberg-Hodge geleerd zijn, van grote waarde.

Ladakh: een voorbeeld van een samenleving in balans die uit balans raakt

Het was een klein boekwinkeltje in Leh, waar ik een uittreksel vond van het boek Ancient Futures van Helena Norberg-Hodge. Thuis bestelde ik het boek, maar ik kwam er nooit meer aan toe om het te lezen. Tot deze zomer. Marja de Vries, auteur van het boek Samenlevingen in balans, dat ik recent las en waar ik erg door geraakt werd, refereerde aan het boek van Norberg-Hodge. Ineens begon me te dagen dat Ladakh weleens te typeren zou kunnen zijn als een samenleving in een systemische balans, die uit balans raakt en in hetzelfde exponentiële – van groei afhankelijke – ontwikkelingsmodel terecht komt, als waar wij ons in bevinden.

Bij de eerste lezing van het boek viel me gelijk op met welk een heldere en systemische blik Norberg-Hodge weet te beschrijven hoe Ladakh – een samenleving in een dynamische balans – uit balans kon raken. Bij tweede lezing begint mij te dagen wat een lessen er in het boeken zitten, in deze periode van maatschappelijke transitie, maar ook hoe lastig het is om het verhaal van Ladakh op waarde te schatten. Onze mentale modellen over ontwikkeling zitten ons heel erg in de weg: het kan toch niet zo zijn dat je ‘ontwikkeling’ tegen houdt, omdat de oude situatie beter was?

In deze boekbespreking heb ik geprobeerd de systemische essentie uit het boek te halen, opdat we gemakkelijker de lessen kunnen leren die dit boek te bieden heeft. Zoals bij elk boek dat ik bespreek kan ik je alleen maar van harte aanraden het boek vooral ook zelf te lezen. De delicate opbouw van het boek en de prachtige voorbeelden, zullen je helpen het verhaal op waarde te schatten.

Hoe treurig het verhaal over Ladakh ook is: de tragiek van het uit balans raken van deze samenleving wordt verzacht door de gedachte hoe uniek het is dat iemand als Norberg-Hodge getuige was van dit proces en dat zij haar lessen met ons heeft willen en kunnen delen, opdat wij daarvan kunnen leren.

Door de observaties en interpretaties van Norberg-Hodge tijdens haar aanwezigheid in Ladakh en haar intensieve studie daar, in deze periode van culturele transformatie van Ladakh, kunnen wij onze eigen cultuur en samenleving uit balans veel beter begrijpen en wordt het gemakkelijker om ons een beeld te vormen van alle aspecten die nodig zijn om een samenleving in een dynamische ecologische en sociale balans te houden.

Ladakh: een samenleving in dynamische balans 

Norberg-Hodge beschrijft verschillende culturele facetten van de Ladakhse samenleving in balans, die er allen, in samenhang aan bijdragen dat de Ladakhi op grote hoogte, onder intense natuurlijke omstandigheden, duizenden jaren een vreedzame samenleving in balans met natuurlijke hulpbronnen konden vormen. Een samenleving die ook veranderde, maar dan op eigen voorwaarden, vanuit een diepe verbinding met elkaar en met het land.

Dit is dan ook waar deel 1 van haar boek ‘Ancient Futures’ over gaat, genaamd ’traditions’. Norbert-Hodge beschrijft hoe de Ladakhi weten te leven met het land, niet van het land, hoe ze samenleven, samen zijn en genieten van het leven. Wat hierin opvalt is de mate van flexibiliteit in omgangsvormen en de ‘joie de vivre’ die Ladakhis uitstralen, zelfs als het even tegen zit.

“The Ladakhis’ attitude to life – and death – seems to be based on an intuitive understanding of impermanence and a consequent lack of attachment. Rather than clinging to an idea of how things should be, they seem blessed with an ability to actively welcome things as they are..”

Hieruit blijkt de flexibiliteit van geest en handelen waardoor Ladakhis honderden jaren zo goed in evenwicht konden blijven. Zowel fysiek als geestelijk.

In deel 2 beschrijft Norberg-Hodge alle veranderingen die op Ladakh afkomen, waardoor de samenleving uit balans raakt en in een exponentieel, op groei gericht ontwikkelingsmodel. Ze eindigt met een beschrijving van dat wat we kunnen doen om Ladakh te helpen niet verder uit balans te raken (voor zoverre het niet te laat is) en dat wat we in onze eigen samenleving uit balans kunnen doen om de dynamische balans met natuurlijke hulpbronnen weer te herstellen.

Deel 1 – Traditie

Hoe werkt zo’n samenleving in ecologische en sociale balans?

Ladakh: leven met het land

De Ladakhi leven in kleine zelfvoorzienende groepen, waarbij de hoeveelheid land per familie wordt bepaald op basis van de grootte van de familie: elk ‘werkend’ familielid kan ongeveer 1 hectare bewerken en de familie bezit dus ook niet meer, aangezien het geen zin heeft om land te bezitten dat je niet kan bewerken. Dieren spelen een belangrijke rol in de samenleving: zij voorzien in transport, brandstof, arbeid, wol en melk. De landbouwcyclus begint ergens tussen februari en juni, afhankelijk van de hoogte waarop landbouw bedreven wordt of waarop vee te grazen wordt gebracht.

Alle hulpbronnen waar Ladakhis toegang toe hebben worden optimaal gebruikt en gerecycled. En het bewustzijn van het belang van het ‘goede’ gebruik van hulpbronnen wordt gevoeld door alle leden van de samenleving. Alle planten, kruiden en bosjes die in het wild groeien dienen een bepaald doel en zijn onderdeel van een groter geheel. Al het water wordt hergebruikt. De kernen van abrikozen worden gebruikt om olie uit te winnen en de overblijfselen om kopjes van te maken. Er is letterlijk geen afval in de traditionele Ladakhi samenleving. De Ladakhi zijn alleen afhankelijk van ‘de buitenwereld’ voor het verkrijgen van zout, thee en enkele metalen om kookgerei en andere instrumenten van te maken. Daartoe verhandelen ze de overschotten van de opbrengsten van het land en trekken ze met grote karavanen de bergen over om ‘zout’ en ‘metalen’ te kopen. De film Himalaya verhaalt hier prachtig over!

Ladakhis hebben een groot respect voor de beesten waar ze mee werken. Ze doden hun beesten nooit zonder om vergeving te vragen en gebeden op te zeggen.

Ladakhis wonen in prachtige, relatief grote huizen, waar veel ruimte is voor opslag om daar de wintermaanden mee door te komen. Effectief kunnen Ladakhis maar gedurende vier maanden ‘werken’: alleen wanneer de sneeuw begint te verdwijnen en totdat de eerste sneeuw valt.

Ladakhis zijn harde werkers, maar het werk gebeurt op een relaxed tempo. Zo relaxed dat ook oudere en jongere Ladakhi op eigen tempo mee kunnen werken. Er wordt veel gelachen en gezongen onder het werk. Er is weinig onderscheid tussen werk en spel. En zowel in de winter- als zomermaanden zijn er voortdurend festiviteiten. Een werkweek van een Ladakhi is veel korter dan die van ons en in de wintermaanden is er sowieso nauwelijks ‘werk’.

De enige wat vorm van ‘moderne’ technologie die wordt gebruikt in de traditionele Ladakhi samenleving is de waterpomp. Al het andere werk wordt gedaan met behulp van simpele gereedschappen en teamwerk.

De Ladakhi: geestelijke en fysieke gezondheid

Ladakhis zijn vitaal en gezond tot op hoge leeftijd. Op oog-, huid- en ademhalingsproblemen na zijn mensen nauwelijks ziek. De gemiddelde Ladakhi ziet er vitaal uit en heeft een positieve kijk op het leven.

Ladakhis gebruiken het Tibetaanse systeem van gezondheid, waarbij vier verhandelingen centraal staan: de eerste over anatomie, de tweede over het proces van leven, de derde over diagnose en behandeling van ziekte, de vierde bestaat uit gespecialiseerde informatie over de voorbereiding en effecten van specifieke medicijnen. De belangrijkste manier om tot een diagnose te komen is door de pols op te nemen. De Ladakhi kunnen 12 verschillende manieren onderscheiden om de pols op te nemen. Zes aan elke kant. Zo kan een Amchi, een dokter in Ladakh, niet alleen de fysieke beweging waarnemen in bloedvaten, maar ook de energiestromen waarnemen gekoppeld aan het functioneren van verschillende organen.

In de Ladakhi samenleving zijn er nog twee andere individuen van belang voor het verlenen van ondersteuning aan de zieken. Dat zijn de Onpo of astroloog en de lhaba, ook wel Shaman, genoemd.

Zelf was ik in Ladakh aanwezig bij een sessie van een lhaba, samen met mijn zusje en moeder en enkele andere toeristen in onze groep. Ook wij kregen de kans om behandeld te worden door een lhaba die overduidelijk in een andere staat van bewustzijn verkeerde. Zelf had ik niks onder de leden, maar een van onze groepsleden was al dagen niet lekker. De lhaba’s diagnose was dat ze een parasiet in haar buik had en dat ze naar het ziekenhuis moest gaan omdat het haar niet lukte de parasiet te verwijderen. Ik twijfelde geen moment aan deze diagnose en deze bleek later ook te kloppen. Ze heeft er nog lang last van gehad, maar was er op tijd bij.

De Ladakhi: Meesters in samen leven

Een gevleugelde uitspraak in Ladakh is: ‘we have to live together’. In het traditionele Ladakh was er nauwelijks tot nooit frictie tussen mensen omdat iedereen wist dat je uiteindelijk toch samen moet leven. Dit klinkt in eerste instantie utopisch en eigenlijk ook wel heel verstikkend. Norberg-Hodge vraagt zich hardop af of dit gebrek aan frictie kan kloppen. Ze vermoedt dat Ladakhis wellicht hun gevoelens verbergen of onderdrukken. Dit blijkt niet zo te zijn. Volgens Norberg-Hodge is het verschil tussen onze samenleving en de samenleving in Ladakh, dat Ladakhis op het diepste niveau snappen dat ze er hoe dan ook samen uit moeten komen. Dit gegeven omarmen ze en accepteren ze. Ze vieren het zelfs. Daarmee is het ook niet verstikkend.

Het gebrek aan frictie onderling wordt ondersteund door het concept van ‘spontane mediators’. Als er ook maar iets van een geschil ontstaat tussen twee partijen in Ladakh wordt een derde partij erbij geroepen om als arbiter dienst te doen. Wat ook de omstandigheden zijn, wie er ook bij betrokken is, er is altijd wel iemand die de derde man of vrouw kan zijn. Het bewustzijn dat vrede beter is dan conflict, is zo diep geworteld dat mensen automatisch op zoek gaan naar een derde partij.

Norberg-Hodge beschrijft hoe ze eens meemaakte dat twee volwassenen die in een ‘boter-deal’ verwikkeld waren, spontaan geholpen werden door een 12-jarige jongen die de onderhandeling tussen beiden begeleidde. Zijn rol in deze werd door de volwassenen zonder nadenken volledig geaccepteerd.

De observatie over de wijze waarop de Ladakhi-samenleving omgaat met conflict, maakt dat Norberg-Hodge van gedachten veranderde over ‘recht spreken’. Voordat ze naar Ladakh kwam dacht ze altijd dat de beste rechters degenen zijn die op geen enkele manier een verbinding hebben met de individuen waarover ze rechtspreken. In Ladakh leerde ze dat het oplossen van conflicten tussen mensen door anderen die nauw gelieerd zijn aan de betrokken partijen, juist betere en eerlijkere beslissingen oplevert.

Norberg-Hodge verklaart de vredelievendheid van de Ladakhi samenleving ook nog op een andere wijze. Op een systemisch niveau zit de samenleving zo in elkaar dat hetgeen goed is voor een individu, niet in conflict is met dat wat goed is voor de hele gemeenschap. De winst van de een, is niet het verlies van de ander. Dit maakt het onderhouden van goede relaties en ‘elkaar helpen’ heel logisch. Ladakhi’s weten dat als zij anderen helpen dat dit ook in hun eigen belang is.

Samenwerking is geformaliseerd in enkele instituties. De meest belangrijke is de paspun, waarin enkele gezinnen verenigd zijn die samenwerken als het gaat om de ceremonies van het leven: geboorte, huwelijk, sterven. Grote dorpen zijn verdeeld in chutsos, of groepen van 10 huizen, waarvan iedereen tenminste een vertegenwoordiger in de dorpsraad heeft. Dan zijn er nog ‘bes’ oftewel werkgroepen, bijvoorbeeld om te oogsten, en ‘rares’, groepen die samen afwisselend de geiten hoeden. Bepaald privébezit wordt gedeeld, bijvoorbeeld de zomerhuizen die zich hoger in de bergen bevinden en waar het vee graast in de zomer. In drukke periodes worden dieren en gereedschap gedeeld in een formele groep genaamd ‘lhangsde’.

De Ladakhi: it takes two or three to tango

De Ladakhi hebben nog een andere manier om hun samenleving in balans te houden: ze organiseren hun familiestructuur zo dat er niet meer kinderen komen dan het land kan voeden en houden rekening met de rol die familieleden in de samenleving vervullen om te bepalen wat de gezinssamenstelling wordt. Zo bestaan in het traditionele Ladakh gezinssamenstellingen met een vader en een moeder, met twee vaders en een moeder, maar ook met twee moeders en een vader. Norbert-Hodge beschrijft bijvoorbeeld twee broers die een vrouw delen, omdat een van de broers veel weg is.

Kinderen krijgen na geboorte veel aandacht en gedurende de eerste paar jaar staan de kinderen voortdurend in fysiek contact met anderen. Een kleine baby slaapt de hele nacht in de armen van zijn moeder en drinkt wanneer hij of zij zin heeft. De zorg voor baby’s is niet alleen de taak van de moeder, maar wordt veel breder gedragen. Iedereen knuffelt met kleine kinderen.

Kleine kinderen en oudere mensen staan in hoog aanzien in de Ladakhi samenleving en kinderen kunnen volledig onderdeel zijn van de samenleving. Ze zijn er altijd bij; bij formele gelegenheden of bij het oogsten. Kinderen zijn onderdeel van al het leven. Ouders bewaren altijd hun kalmte met kinderen, ook al kunnen kinderen veeleisend zijn.

De wijze waarop kinderen in Ladakh opgroeien lijkt overeen te komen met de condities voor een gebalanceerde opvoeding zoals Marja de Vries beschrijft in haar boek ‘samenlevingen in balans’.

De Vries benadrukt dat allerlei wijsheid tradities een harmonieuze opvoeding (de eerste vier levensjaren) van groot belang vinden, opdat kinderen hun innerlijke balans bewaren waarmee ze geboren worden, dichtbij de rivier (een staat van bewustzijn samen te vatten als een staat van bewustzijn waarbij je zowel in contact staat met de fysiek-materiële werkelijkheid, als met de werkelijkheid voorbij tijd en ruimte). Daartoe zijn de eerste vier levensjaren van groot belang. Een kind moet geen trauma’s opdoen in de eerste vier jaar en zich volledig veilig en geliefd voelen. Daarmee ontstaat een stabiele basis voor verdere ontwikkeling.

Ladakhi kinderen krijgen tot hun vijfde onbeperkte en onvoorwaardelijke affectie van iedereen om hen heen. Alsof ze ‘verwend’ worden in de ogen van Norberg-Hodge. Maar het effect van een dergelijke opvoeding is dat kinderen vanaf hun 5e al verantwoordelijkheid nemen voor andere kinderen, beesten en het land. Kinderen groeien – in het traditionele Ladakh – niet op in groepen kinderen van dezelfde leeftijd, maar zijn voortdurend in contact met mensen en kinderen van alle leeftijden.

Norberg-Hodge heeft het hoofdstuk dat over relaties onderling gaat, een ‘onchoreographed dance’ genoemd. Die term resoneert bij mij. Er lijkt een systemische logica te zitten achter de wijze waarop Ladakhi relaties aangaan onderling en zich verhouden tot elkaar. Dit betreft geen rigide structuur, het is eerder een flexibele dans, waarbij de wetten van de (menselijke) natuur gevolgd worden. Ik krijg de indruk dat Ladakhi vrolijk dansen met de systeemstructuren van hun samenleving en dat dit lukt omdat ze precies weten hoe ze in balans moeten blijven.

Ladakh: een boeddhistische erfenis

Ladakh wordt ook wel klein Tibet genoemd en de samenleving reflecteert dan ook de religieuze erfenis van het boeddhisme. Hoe meer ik lees over wat boeddhisme inhoudt, hoe meer ik parallellen zie met hoe systeemdenkers naar de wereld kijken.

Een van de basiselementen van het boeddhisme, de filosofie van sunyata, is vanuit systeemperspectief erg goed te begrijpen. Sunyata wordt ook wel vertaald als ‘emptiness’, of leegheid, maar betekent feitelijk dat geen enkel object een onafhankelijk bestaan kent. Een boom is een object dat wij kunnen onderscheiden en daarmee lijkt het een onafhankelijk ‘ding’. Echter, op een dieper niveau heeft de boom geen onafhankelijk bestaan. De boom gaat op in een web van relaties. De regen die op de bladeren valt, de grond die de boom ondersteunt, de wind die de boom in beweging brengt. Alles in het universum helpt de boom om te zijn wat het is. Een boom is niet te isoleren. Daarom zijn dingen ‘leeg’, ze hebben geen onafhankelijk bestaan.

Boeddhisme leert ons dat als we de aard van de natuur begrijpen, dat we dan gelukkig zijn, onafhankelijk van gebeurtenissen die van buiten komen. Onze onwetendheid, onze beleving van de wereld door de zintuigen en conceptualisatie, voorkomt dat we voorbij het gewone alledaagse van de verschijning zien, waar dingen bestaan als separate en permanente dingen.

In Ladakh is religie niet iets wat je erbij doet, het is onlosmakelijk verbonden met alle aspecten van het leven. Daardoor zijn religieuze festiviteiten niet geïsoleerd van het leven. Zelf woonde ik een aantal religieuze festiviteiten bij toen ik in Ladakh was en verbaasde me er over hoeveel ‘lol’ tijdens dit soort bijeenkomsten gemaakt werd en hoe vrolijk mensen waren.

Tijdens de nachten van een van de festivals bij Hemis waar wij bij waren, werd voortdurend harde (westerse) muziek gedraaid en gedanst door monniken en nonnen. Destijds vond ik dit verassend, ondanks dat ik niet het gevoel had dat er iets niet klopte. Door Norberg-Hodge’s beschrijving kan ik mijn verassing beter duiden en zien dat er juist een enorme kracht schuilt in de verwevenheid van religieuze serieusheid en lol en ontspanning.

En dan nog iets anders waar Norberg-Hodge haar lezers op wijst waar ik haar dankbaar voor ben. Ze merkt op dat de Ladakhi een grote nadruk leggen op relativiteit in hun taalgebruik. De taal kent bijvoorbeeld zo’n 10 variaties van het werkwoord ‘zijn’, afhankelijk van de specifieke situatie. Vooral de mate van intimiteit van de spreker en de luisteraar met het onderwerp is van belang. Elke gebeurtenis waar een Ladakhi niet zelf bij aanwezig was, reflecteert de beperking van hun kennis. ‘Het lijkt erop dat..’ ‘Het zou zo kunnen zijn dat..’, ‘Het heeft er de schijn van dat’.. etc.

Als Ladakhi persoonlijke dingen meemaken zijn ze niet snel geneigd om te categoriseren en te oordelen. Norberg-Hodge koppelt dit aan de boeddhistische grondslag. Een systeemdenker die snapt wat de relatieve aard der dingen is, communiceert idealiter ook op deze wijze. Toch hoor ik dit niet vaak en betrap ik mezelf erop dat ook ik vaak dingen ‘stellig breng’. Mijn verklaring is dat het is dusdanig gewenst is in onze westerse samenleving dat we pas dingen zeggen als we het ‘zeker weten’, dat we ons dus liever ook niet voorzichtiger uitdrukken. Voorzichtigheid is een teken van zwakte.

Ladakhi’s joie de vivre

Norberg-Hodge schrijft ook nog over de ongelooflijke joie-de-vivre van Ladakhis. Ladakhis hebben enorm veel plezier, onafhankelijk van de omstandigheden. Ze lachen veel, vaak en hard en zijn zeer gezond op een emotioneel vlak.

Norberg-Hodge bekent dat ze dit in eerste instantie vreemd vond: ‘aha, they really are that happy’, concludeerde ze op een gegeven moment. Ze dacht lange tijd dat het plezier niet echt was of kon zijn.

Ik herinner me dat mijn zusje bij een van de ceremonies waar we enkele uren bij waren, vriendjes werd met een oudere vrouw – ook dat blijkt hoogst normaal in de Ladakhi samenleving – grootouders en kinderen raken vaak hecht bevriend – waar ze enorm mee kon lachen. Mijn zusje is zelf van nature erg vrolijk, maar wij hadden geen van allen gedacht dat ze een hele dag zo veel plezier zou kunnen beleven met iemand waar ze naast zat in het publiek en die niet dezelfde taal sprak als zij. Nu begrijp ik dit beter.

Norberg-Hodge verklaart zelf dat Ladakhi zich emotioneel zo goed voelen door de diepe verbinding die ze voelen met hun plek op aarde. Ze zijn ermee verbonden door intiem dagelijks contact, door de kennis die ze van die plek hebben. ‘I have never met people so healthy emotionally, so secure as the Ladakhis. The reasons are of course, complex and spring from a whole way of life and world view. But I am sure that the most important factor is the sense that you are a part of something much larger than yourself, that you are inextricably connected to others and to your surroundings’.

Norberg-Hodge heeft door haar werk in Ladakh veel van haar eigen ideeën bij moeten stellen. Zo dacht ze dat van huis gaan als onderdeel van het proces van opgroeien, een belangrijke stap was om volwassen te worden. Ze gelooft nu dat grote, uitgebreide families en kleine intieme gemeenschappen een betere basis vormen voor de vorming van volwassen en gebalanceerde individuen. Zij ziet een gezonde samenleving als een samenleving die sociale verbindingen stimuleert en wederzijdse inter-afhankelijkheid, waarbij er voor ieder individu een net van onvoorwaardelijke emotionele steun is. Ladakhis zijn volgens Norberg-Hodge veel minder emotioneel afhankelijk dan wij dat zijn. Er is liefde en vriendschap, maar geen intens bezit van de ene persoon door een ander.

En toen kwamen de Westerse invloeden

Ladakh is niet een regio die nooit veranderde, maar tot de jaren ’70 was de verandering in de regio te beschrijven als gradueel, en kon deze plaatsvinden vanuit een interne aanpassing van het samenlevingssysteem. Invloeden van buiten konden worden geadopteerd onder eigen voorwaarden.

Vanaf de jaren ’70 lukte dit niet meer. Externe invloeden veroorzaakten grootschalige en snelle veranderingen vanaf het moment dat de regio werd opengesteld voor toerisme. Gelijktijdig werd het plan opgevat door de regionale en centrale regering om de regio ’te ontwikkelen’. Uiteraard naar het westerse model. ‘De infrastructuur’ moest worden opgebouwd. Wegen en energieproductie werden de belangrijkste speerpunten. Ook westerse gezondheidszorg en educatie werden ingevoerd. De politiemacht groeide, er kwam een rechtbank in Leh, radio en televisie deed zijn intrede.

Door al deze ontwikkelingen groeide de ‘formele economie’ snel. De geldeconomie werd op elk niveau gestimuleerd en de overheid subsidieerde een groeiende hoeveelheid import. Graan en rijst werden Ladakh binnen gebracht. Het verkeer groeide exponentieel: honderden vrachtwagens – die ik ook heb gezien – maken inmiddels elke dag de lange reis van het Indiase laagland omhoog. De bevolking is door al deze ontwikkelingen sterk gegroeid. Door het toerisme zijn ook andere activiteiten gegroeid, zoals de bouw van hotels en gastenverblijven en de verkoop van snuisterijen. Het toerisme veranderde niet alleen de materiële cultuur, maar ook de denkbeelden van Ladakhis.

Onze westerse cultuur lijkt zo succesvol van de buitenkant

De bril waarmee toeristen naar Ladakhis kijken en Ladakhis naar toeristen, blijkt niet toereikend om het hele plaatje te zien.

Als Ladakhis naar toeristen kijken dan zien ze vrolijke mensen die de hele dag niet hoeven werken, die heel veel geld te besteden hebben, mooie kleding dragen en die allerlei dure apparatuur bij zich hebben. Ze zien niet de psychische problemen van toeristen die veel te hard werken, hun gezin, vrienden en ouders nauwelijks zien, de erbarmelijke kwaliteit van de lucht en het water thuis, de afstanden die toeristen ’s ochtends in de auto zitten, de druk die mensen voelen om toch nog wat aan sport te doen om gezond te blijven, etc.

Als toeristen naar Ladakhis kijken dan zien ze versleten kleding, een ‘dzo’ (lokale koe) die het land bewerkt, het ruige land. Ze zien niet de rust en emotionele stabiliteit van mensen, de kwaliteit van familie- en gemeenschapsrelaties en de spirituele rijkdom van de Ladakhis.

Van reële limieten aan de groei  naar geld-gedreven limieten aan de groei

Norberg-Hodge beschrijft de veranderingen in Ladakh dusdanig gedetailleerd dat ik kon tekenen wat er systemisch gezien voor verandering plaatsvond in Ladakh.

De Ladakhi samenleving was volledig in balans met natuurlijke hulpbronnen en veranderde in een samenleving uit balans met natuurlijke hulpbronnen, waarbij een nieuwe onzekere, want inflatie gevoelige factor het nieuwe groeimodel aan de praat houdt: geld.

Fascinerend.

Zo was het: een samenleving in dynamische balans

In Ladakh werden de opbrengsten van het land bepaald door de mate van coöperatieve bewerking van het land en dit proces werd in balans gehouden door de hoeveelheid vrij beschikbare hoeveelheid land en andere hernieuwbare bronnen. Als er meer land en andere hernieuwbare bronnen (denk aan: water, mest) beschikbaar kwamen, kon de bevolking ook groeien en was er meer mankracht voor de coöperatieve bewerking van het land. Daardoor fluctueerde de bevolkingsgrootte enigszins, maar niet heel sterk. Geld speelde in dit model slechts een marginale rol; van de meeropbrengsten werden zout en metalen gekocht ten behoeve van specifiek gereedschap.

Voor de geoefende systeemdenker: dit is een archetypisch 'grenzen aan de groei' model - waarbij de grenzen in het geval van Ladakh de natuurlijke en lokale grenzen van het systeem aarde zijn
Voor de geoefende systeemdenker: dit is een archetypisch ‘grenzen aan de groei’ model – waarbij de grenzen in het geval van Ladakh de natuurlijke en lokale grenzen van het systeem aarde zijn
Legenda:
R= reinforcing, oftewel, een zichzelf versterkende feedbackloop
B= balancing, oftewel, een stabiliteit brengende feedbackloop
S= same, oftewel, als de ene variabele stijgt, stijgt de andere ook (en andersom)
O= opposite, oftewel, als de ene variabele stijgt, daalt de andere (en andersom)

En zo werd het: een samenlevingssysteem uit balans
Toen de toeristen kwamen en er veel meer geld in de economie ging rouleren ging het Ladakhis niet langer om de reële opbrengsten van het land, maar werden hun financiële inkomsten het meest belangrijk. Daartoe stortten ze zich op betaalde arbeid, slechts beperkt door de hoeveelheid tijd die ze beschikbaar hadden om betaald werk te doen. Hoe minder tijd ze beschikbaar hadden om onbetaald werk te doen, hoe hoger de kosten van hun dagelijks leven werden omdat meer dingen die ooit gratis werden, ineens geld gingen kosten. Dat maakt dat Ladakhis steeds meer afhankelijk werden van betaalde arbeid en steeds minder tijd kregen voor onbetaald werk. De kosten van levensonderhoud namen dus stelselmatig toe. Per saldo zijn de Ladakhis dus niet veel beter af. Ze zijn alleen afhankelijk van geld geworden en moeten veel harder werken om dat geld te verdienen. Aangezien geld verre van waardevast is en prijzen van levensonderhoud kunnen stijgen of dalen, biedt het nieuwe Ladakhi samenlevingsmodel een stuk minder zekerheid.

En dan heb ik het nog niet eens over alle ecologische en sociale nadelen van dit model.

Ladakh's duurzame ontwikkelingsmodel.002
Het nieuwe samenlevingsmodel is met hetzelfde systeemarchetype samen te vatten, echter, schijn bedriegt. In deze configuratie van een grenzen aan de groei-model is er een constante druk op de motor voor groei om de boel draaiende te houden. Er is geen sprake van een dynamische balans, waar dat bij het traditionele grenzen aan de groei-model wel zo was.

Ontwikkelingsmodel met onbedoelde consequenties

Om beter te begrijpen wat er in Ladakh aan de hand is, is nog een ander systeemarchetype relevant: ‘fixes that backfire’, oftewel, het archetype van onbedoelde consequenties.

Het lijkt er op dat in Ladakh een probleem is gecreëerd dat er niet was, wat vervolgens op zo’n manier wordt opgelost, dat de oorspronkelijke situatie verergert. De volgende quote uit het boek van Norberg-Hodge, ‘Ancient Futures’ illustreert dit:

If Ladakh is ever going to be developed, we have to figure out how to make these people more greedy. You just can’t motivate them otherwise. Development Commissioner in Ladakh, 1981

Norberg-Hodge leerde Ladakh kennen als een regio waar ‘hebzucht’ afwezig was. Zo sterk zelfs dat toen de eerste toeristen kwamen en er een vraag ontstond naar lokale objecten, toeristen perplex stonden dat Ladakhis weigerden deze te verkopen. Waarom zouden ze?

De ‘Development Commissioner’ heeft echter goed zijn best gedaan en zo zijn langzamerhand nieuwe behoeftes gecreëerd. De boodschappers van ontwikkeling – toeristen, reclame en filmbeelden – hebben de Ladakhis impliciet verteld dat hun eigen traditionele praktijken achtergesteld waren en dat de moderne wetenschap hun zal helpen om natuurlijke hulpbronnen te stretchen om veel meer te produceren.

Wat Norberg-Hodge beschrijft over wat er in Ladakh gebeurde, is ongeveer als volgt samen te vatten.

Neem als startpunt Ladakh’s gepercipieerde en reële armoede en het welzijn van Ladakhis. De conclusie van de Indiase overheid was dat Ladakh ‘arm’ was en dus ontwikkeling behoefde. Het gebied werd opengesteld voor toeristen en kreeg subsidie voor infrastructurele ontwikkelingen. Daarmee zou de armoede verminderd worden en het welzijn van Ladakhis verbeterd.

Gelijktijdig nam het aandeel van geld in de economie toe, nam het belang dat geld ging spelen om te voorzien in levensonderhoud toe en nam de hoeveelheid dingen die geld kosten en die met geld te koop waren toe, waardoor de gepercipieerde en reële armoede weer toe nam en het welzijn afnam.

Doordat steeds meer dingen die voorheen ‘gratis’ waren geld begonnen te kosten en met geld te kopen waren, groeiden de spanningen door inkomensongelijkheid en nam het bewustzijn van grenzen van natuurlijke hulpbronnen af. Als gevolg daarvan groeide de populatie en raakten natuurlijke hulpbronnen verder uitgeput, waardoor de gepercipieerde en reële armoede en het welzijn van Ladakhis afnam.

Een archetypische ‘fixes that backfire’ situatie. Een korte termijn oplossing lijkt te helpen, maar maakt in plaats daarvan het oorspronkelijke probleem erger.

fixes that backfire Ladakh.001
‘Fixes that backfire’ – voor de situatie in Ladakh. Gebaseerd op de kennis uit het boek Ancient Futures.

Norberg-Hodge ziet het met lede ogen aan. Haar Ladakhi vrienden begrijpen in eerste instantie niet waar ze zich druk om maakt. Heel langzaam begint het bij hen te dagen: Ladakhis hadden een rijkdom waar westerlingen alleen nog maar van kunnen dromen. Ze waren psychisch en spiritueel in balans, werkten niet te hard, hadden veel lol, waren zelfvoorzienend, hadden schone lucht, geen stress, hadden toegang tot gezond voedsel dat ze lokaal verbouwden en dus pasten bij hun lijf, hadden gezonde (geen chemische) kleding en landbouwpraktijken, schoon drinkwater, genoeg beweging, fysieke gezondheid: allemaal dingen waar mensen uit westerse culturen steeds meer naar aspireren maar wat inmiddels op veel plekken onhaalbaar lijkt.

Norberg-Hodge probeert de Ladakhis jarenlang bewust te maken van de makke van het westers ontwikkelingsmodel en hen te prikkelen te zien dat zij juist ‘het westen’ veel te leren hebben. Ze is er bovendien van overtuigd dat ontwikkeling niet gelijk hoeft te staan aan destructie: Ladakhis zouden hun levensstandaard kunnen vergroten zonder de sociale en ecologische balans waar ze eeuwenlang van konden profiteren, kwijt te raken. Om dat te doen moeten ze volgens Norberg-Hodge voortbouwen op hun traditionele structuren, in plaats van die structuren te vernietigen.

Samenvattend beschrijft Norberg-Hodge de volgende patronen (kort door de bocht) die er tezamen voor zorgen dat Ladakh volledig afhankelijk wordt van geld en de wereldeconomie en de zelfredzaamheid en ecologische en sociale balans verliest:

  • De financiering van centrale infrastructuur op het gebied van gezondheid, energie en transport > hierdoor ontstaat betaald werk in de bouw, ziekenhuizen, op schooltjes, bij het radiostation, in de overheidsadministratie > daardoor neemt de monetaire economie toe > hierdoor nemen de mogelijkheden van hen die werk hebben toe om ‘voedsel’ en andere zaken te kopen > daardoor neemt de directe relatie met lokale hulpbronnen af, neemt het respect voor traditionele manieren van landbewerking af, de kennis van het land neemt af, waardoor opbrengsten afnemen > waardoor de afhankelijkheid van geld en importen toeneemt > waardoor onderlinge relaties minder belangrijk worden  > waardoor onderlinge spanningen toenemen > waardoor stress toeneemt en de psychische gezondheid achteruit gaat.
  • Het ontstaan van gecentraliseerd betaald werk maakt dat mensen naar ‘het centrum’ trekken waar ze gaan werken > waardoor mensen in dorpen zichzelf als ‘achterblijvers’ zien en inferieur voelen en waardoor de prijzen van grond in de stad stijgen > waardoor de noodzaak tot meer inkomsten groeit > waardoor meer mensen ‘arm’ zijn in de stad > waardoor Ladakhis in de stad en traditionele Ladakhis in dorpen elkaar steeds minder goed begrijpen en de spanningen toenemen in families en tussen families, maar ook tussen boeddhisten en moslims.
  • De introductie van westers onderwijs leidt ertoe dat kinderen niet meer contextgebonden leren van hun grootouders en ouders terwijl ze meewerken op het land, maar in plaats daarvan westerse kennis opdoen in een klaslokaaltje, alleen met leeftijdsgenoten > waardoor de kennis voor lokaal passende manieren van werken verloren gaat en de kennis groeit van westerse technologie en technieken zoals kunstmest, gemotoriseerde landbewerking en fossiele energievoorziening > waardoor de afhankelijkheid van externe hulpbronnen groeit en industriële landbouw praktijken de enige logische weg voorwaarts lijken > waardoor Ladakhis steeds meer geld uit moeten geven om het land te verbouwen en het steeds logischer wordt om voedsel te importeren omdat dit verhoudingsgewijs goedkoper is > waardoor de afhankelijkheid van geld verder toeneemt en eeuwenlange wijsheid als het gaat om lokale landbewerking nog verder verloren gaat.
  • De groei van het toerisme maakt het noodzakelijk om wegen aan te leggen > door de wegen wordt het makkelijker om Ladakh te bereiken met trucks die producten aanleveren waar in eerste instantie vooral toeristen behoefte aan hebben > op de markt is ineens goedkope rijst en tarwe te koop > door de toeristen kunnen sommige Ladakhis geld verdienen waarmee ze rijst en tarwe kunnen kopen en niet meer de zware arbeid op het land hoeven te doen > omdat toeristen niet hoeven te werken en veel geld hebben ontstaat bij Ladakhis het beeld dat dit ‘normaal’ is en binnen hun bereik als ze ‘modernisering’ omarmen   > de traditionele manieren van zijn en werken worden steeds meer als inferieur gezien, waardoor het respect voor deze tradities afneemt en kennis steeds minder makkelijk wordt overgedragen, waardoor allerlei lokale praktijken verdwijnen en de afhankelijkheid van geïmporteerde kennis, voedsel en technologie verder toeneemt.

Norbert-Hodge beschrijft een aantal krachtige mentale modellen van de Indiase overheid en van NGO’s die al deze ontwikkelingen stimuleren. O.a.: 

  • We moeten geld stoppen in grote infrastructurele projecten waar mensen lokaal profijt van hebben. Kleinschalige energie-infrastructuur kunnen mensen toch niet betalen, dus dat heeft geen zin. Bovendien levert dit geen banen op.
  • Het bouwen van wegen, ziekenhuizen en scholen is hoe dan ook een verbetering. Lokale vormen van transport, geneeswijzen en communicatie zijn inferieur.
  • Als mensen lokaal meer geld kunnen verdienen dan is dat altijd beter.
  • Mensen in Ladakh kunnen niet gelukkig zijn met die oude kleding en die oude technieken om het land te bewerken. Dat is toch veel te zwaar werk allemaal.
  • Ontwikkelingslanden verdienen het om de westerse ontwikkeling te volgen en zo de armoede te bestrijden en overbevolking tegen te gaan.
  • De mensen van de derde wereld moeten alleen maar ‘opgeleid’ worden en in de wereldmarkt in te stappen om op een dag exact hetzelfde leven te leven als hun grote broers in industriële landen – dat is het ware leven, met al zijn imperfecties is dat nog altijd te prefereren boven het leven van de Ladakhis.
  • Alle ‘negatieve effecten’ van westerse ontwikkeling horen er nu eenmaal bij, dat is de prijs die we er voor moeten betalen.

Zeg eens eerlijk: als je deze mentale modellen leest, klinken de meeste dan niet heel logisch? Zou jij andere overtuigingen hebben gehad, waardoor je andere keuzes zou hebben gemaakt, als je in de stoel zat van de Indiase centrale overheid, of van een lokale NGO?

Wat er dan wel moet gebeuren?

Hoewel Norberg-Hodge haar activiteiten in Ladakh startte als taalkundig antropoloog en vooral onderzoek deed, raakte ze al snel betrokken bij activiteiten die ze zelf ‘counter-development’ is gaan noemen. Ze startte kleinschalige zonne-energie projecten, verspreidde zonne-ovens en het idee van kleinschalige kassen. Ook werkte ze aan toneelstukken waarin ze Ladakhis prikkelt om na te denken over de ontwikkelingen die op hen af komen. Al deze activiteiten werden samengevoegd in het “Ladakh Project”, wat later omgedoopt werd in de International Society for Ecology and Culture.

Als je aan Norberg-Hodge zou vragen wat belangrijk is om Ladakh te helpen om in balans te blijven zou ze de volgende dingen noemen:

  • Ondersteuning van lokale zelfvoorzienigheid
  • Versterking van bestaande sociale structuren: zorg dat veranderingen op voorwaarden van de Ladakhi samenleving kunnen plaatsvinden
  • Introductie van kleinschalige duurzame energie technologie die werkt met lokale hernieuwbare bronnen
  • Educatie van de lokale bevolking over de makke van de westerse samenleving en het creëren van bewustzijn van de kracht van het eigen samenlevingsmodel
  • Het bewust maken van toeristen van de ecologische balans die lokaal van belang is en de positionering van Ladakh als een ecologische toeristenbestemming.

Voor een ieder die de ambitie heeft om onderontwikkelde regio’s te helpen zich te ontwikkelen zonder dat de regio in een – van economische groei afhankelijk – ontwikkelingsmodel verzeild raakt, is het van waarde met Norberg-Hodge contact op te nemen.

Bij mij resoneert het verhaal van Ladakh op een ander vlak: namelijk, het versterkt mijn ambitie om manieren te vinden om onze eigen samenleving weer in een sociaal-ecologische dynamische balans te brengen. Daarover ga ik graag het gesprek aan.

Heb jij een succesvol voorbeeld van een gemeenschap die een sociaal-ecologische dynamische balans heeft gevonden? Laat het me weten. Het lijkt me heel waardevol om dit soort initiatieven te leren kennen en verder in kaart te brengen.

In deze tekst gebruik ik een aantal systeembegrippen, waar je wellicht meer over wil weten:
-archetype
dynamische balans