Verslag van Systemisch Lab Duurzaamheid Uitdagingen – 18 oktober
Casus: de waterstofgas ambitie van Noord-Nederland – impact op de Drentenaar
Onze vraaginbrenger heeft veel ervaring met het begeleiden van sociale innovaties in maatschappelijke vraagstukken. Maar nu is ze zoekend naar haar rol. Ze is gevraagd om een beweging te organiseren in Drenthe die kan leiden tot maatschappelijke acceptatie van waterstofgas als belangrijkste energiedrager voor de Groene Waterstofeconomie in Noord-Nederland. Drenthe is al vaker groot geweest in energie. De bestuurlijke ambitie is om opnieuw energie-koploper te zijn. Daardoor blijft de kennis in de provincie die zo van betekenis is voor de economie van Drenthe. Drenthe bruist en is innovatief als het gaat om energie, aldus vraaginbrenger. Maar hoe kijken de Drentenaren hier tegenaan? De grote concurrent is Rotterdam. Een wedstrijd tussen gebieden? Draagvlak van bottom-up is cruciaal, aldus de vraaginbrenger. Daar is zij voor gevraagd.
De hele groep wordt wakker. Dit voelt gek. Een top-down ambitie en een bottom-up aanpak? Waar moet dat toe leiden?
De vraag van de inbrenger: is zij de juiste persoon voor dit vraagstuk? De begeleider suggereert een herformulering. Het gaat er misschien niet om of jij de juiste persoon bent, maar hoe jij de juiste persoon bent. Wat is nodig?
Na afloop van de opstelling blijkt dat een behulpzame vraag want een van de dingen die nodig bleek, was het temperen van de ambitie.
Ambitie wordt zo vaak een losgezongen kracht. Maar deze opstelling liet duidelijk zien dat de kraan minder wijd openzetten het hele veld goed deed.
Hoe dan? Dat werd, in combinatie met nog een paar andere inzichten, op verassende wijze duidelijk.
Lees verder voor een meer stapsgewijze verloop van de opstelling:
- (Centrum) We starten met een representant voor de vraaginbrenger en het Expertisepunt voor Toegepaste Sociaal-culturele Wetenschappen dat zij vertegenwoordigt
- (Ambitie) tevens werken we met een representant voor de ambitie
- (Bestuurder) een representant voor de groep van bestuurders van 12 betrokken gemeenten
- (Drent) en een representant van ‘de Drent’
- (Geweten) er wordt ook een meer abstract concept opgesteld: het geweten van Drenthe.
Dit laatste element zal blijken een sleutelrol te spelen. Al redelijk snel ontstaat een autonome beweging vanuit het diepere geweten van Drenthe, richting ‘de Drent’. Deze staat aan de rand van het veld, met het gezicht naar de muur. De twee kijken elkaar indringend aan. Er is veel pijn en verdriet voelbaar. Er moet iets geheeld worden. “Er is zo vaak over deze mensen heen gewalst”, aldus ‘Geweten’. “Er is een beweging nodig van de systeem- naar de leefwereld. Een erkenning van wat er in de ziel van de bevolking leeft.”
‘Centrum’ heeft zich ondertussen teruggetrokken, met in haar kielzog de ambitie. Beiden zitten op de grond. Als dit in woorden kenbaar wordt gemaakt, geeft ‘Drent’ aan iets minder wankel te staan. “Ik kan me nu voorzichtig omdraaien maar nog niet helemaal”.
‘Centrum’ ziet in dat ze op dit moment het beste kan wachten, even niet gaan interveniëren. “Ik heb al iets belangrijks gedaan, door hier te gaan zitten en ‘Ambitie’ mee te vragen. Hierdoor ontstaat de rust en aandacht voor waar het werkelijk om gaat. Nu is het aan hen, ‘bestuurder’, ‘Drent’ en ‘Geweten’.”
‘Bestuurder’ wordt nu geholpen onderscheid te maken tussen zijn positie als professional en als mens. Als professional weet hij niet goed wat hij met de situatie aan moet. Als mens kan hij wel contact maken met ‘Drent’. Als bestuurder nauwelijks. Vanuit dit ongemak vindt hij het spannend om ‘Geweten’ aan te kijken. Het is als een spiegel die hem doet inzien dat hij zijn rechtmatige positie inneemt wanneer hij, in contact met de bevolking, belangenafwegingen maakt die goed zijn voor het geheel. ‘Drent’ geeft hem deze autoriteit, maar ‘Bestuurder’ voelt zich nog onzeker. Hij heeft behoefte aan hulp om scherp te blijven en zijn verantwoordelijkheid op een goede manier in te vullen.
De begeleider verhindert dat hij die hulp aan ‘Drent’ vraagt: “Organiseer je eigen hulpbronnen. Zoek dit niet bij ‘Drent’. Dat verzwakt het systeem.”
‘Centrum’ voelt nu hoe zij in de positie van hulpbron kan stappen en loopt naar ‘Bestuurder’ toe. ‘Ambitie’ hobbelt mee, alsof deze verbonden is met ‘Centrum’, maar wordt weer weggestuurd. ‘Drent’ reageert direct, richting ‘Centrum’: “Het luistert nauw hoe jij daar staat; dit ging te snel. Onze verbinding (tussen ‘Drent’ en ‘Bestuurder’) is nog heel fragiel, die is zo weer verbroken”.
De verbinding tussen ‘Drent’ en ‘Bestuurder’ moet rechtstreeks zijn, aldus ‘Drent’. ‘Centrum’ moet ‘Bestuurder’ steunen, door met hem contact te maken. Dan klopt het. ‘Geweten’ is een krachtbron voor allen.
Andere inzichten
De opstelling maakt veel los en relateert aan diverse vragen die deelnemers inbrachten.
Een deelnemer had vooraf een vraag over wat nodig is om collectief leren te stimuleren in transitieprocessen. Hij leerde door deze opstelling dat om collectief te kunnen leren, eerst een beweging nodig is van ‘onder ogen komen’. Onder ogen komen kan ruimte maken voor heling. Dan pas ontstaat ruimte voor leren.
Een andere deelnemer vroeg zich af wat bestuurders nodig hebben om niet in het debat te blijven hangen en elkaar te bevechten. Hij beseft zich nu, nadat hij de bestuurders mocht representeren, dat het een hele grote stap is voor bestuurders om de verbinding terug te vinden met de burger en met het dieper weten: “Dit is heel eng. Veel enger dan ik dacht”. De verleiding is groot om in de ivoren toren te blijven. De kunst is om onzekerheid toe te durven laten en meer vragend te opereren. “Kan ik de complexiteit en veelheid van belangen beschouwen, meewegen en toch kleine stapjes maken?”
Een derde deelnemer kreeg meer inzicht in het belang van geduld en juiste timing in zijn ambitie om van een persoonlijk initiatief naar een grotere beweging te komen. Als representant van de ambitie werd hij het grootste gedeelte van de opstelling geparkeerd. Dat bracht in het veld de rust die er nodig was om een en ander onder ogen te komen. De representant van de vraaginbrenger kreeg de verantwoordelijkheid om de ambitie te beheren.
Wij kunnen gezamenlijk concluderen dat het de weg wijzen en doseren van ambities misschien wel de ultieme taak is van zij die een bruggenbouwende rol spelen in transities; tussen wat was en wat gaat komen.
Wil je jouw systemische intelligentie aanscherpen?
Kijk dan eens of je de volgende systemische patronen kan herkennen in deze opstelling:
- Trauma – een respons van een systeem op heftige gebeurtenissen is dat een deel van het gehele potentieel, afgescheiden raakt. In deze opstelling leek dit te zijn: het afgescheiden raken van ‘Bestuurder’ van een hulpbron, namelijk het diepere ‘Geweten’. Pas als de verbinding met dit ‘Geweten’ is hersteld her-innert de bestuurder zich hoe belangrijk de verbinding is met de ‘Drent’ is en erkenning van diens pijn over eerdere top-down interventies.
- Identificatie – een deel van het ene systeem – in dit geval de mens (achter) in de bestuurder, raakt geïdentificeerd met een ander systeem, in dit geval het (organisatie) overheidssysteem – daarmee verliest de bestuurder zijn kracht als ‘mens’ en als deelnemer van de gemeenschap. En daarmee verliest hij ook zijn plek als democratisch vertegenwoordiger van die gemeenschap. En wankelt de legitimiteit van zijn plek. Hij is als bestuurder tegenover de mensen komen te staan en hoort nu bij de repressieve macht van de overheid. Deze identificatie wordt losgemaakt doordat de Drent tegen het menselijke deel in hem zegt: jij hoort bij ons.
- Parentificatie – als iemand in het systeem – in dit geval de vraaginbrenger – geneigd is om boven het systeem te willen staan, om het gehele systeem te willen helpen overleven. Het patroon van parentificatie ontstaat in het familiesysteem; het kind stapt onbewust in de positie achter de ouders, om zo het familiesysteem te willen helpen overleven. Geparentificeerde mensen zijn heel goed in staat om in te voelen wat een systeem op diepere niveaus nodig heeft en durven ook de verantwoordelijkheid te dragen. Nadeel is dat deze mensen vaak een te zware last dragen en daaraan onderdoor kunnen gaan. En een nadeel is dat de verantwoordelijkheden niet door de juiste elementen in het systeem worden gedragen (in dit geval: bestuurders). In dit geval aanvankelijk ook de vraagsteller. In ieder geval in de vorm van een twijfel. Moet ik dit nu op mij nemen of niet? Deze verstrikking werd vrij in het begin al overwonnen doordat de ambitie werd hernomen en de representant voor de vraagsteller erbij ging zitten.
En dan nog een reflectie op de systemische wetmatigheden:
Systemen willen compleet zijn, iedereen heeft recht op een plek. Wat buitengesloten wordt gaat verstorend werken en komt op een verrassende wijze weer terug in het systeem. In dit geval het Geweten van Drenthe; dit was buitengesloten geraakt door een vorm van (maatschappelijk) trauma. En de mens achter de bestuurder.
Geven en nemen moeten in balans zijn – in dit geval was zichtbaar dat de ambitie een autonome levenskracht vormt. De vraaginbrenger ontdekte het belang van een rol spelen in de dosering: hoeveel ambitie kunnen we nemen, om nog te kunnen geven, als het gaat om de verduurzaming waar we een rol in te spelen hebben? Ook goldt in deze opstelling dat de bestuurder de gewetensbron moest zien te ‘nemen’ en hulp voor zichzelf moest zien te ‘nemen’ opdat hij daarmee ‘gevend’ kon worden voor de gemeenschap.
Systemen kennen een natuurlijke ordening die gerespecteerd moet worden. Verstoring daarvan (bijv. een teamlid dat op de stoel van de directeur gaat zitten) levert problemen op voor het geheel. In dit geval de vraaginbrenger, die geneigd leek boven het systeem te gaan staan. Zie het patroon van parentificatie.
Organisaties en maatschappelijke systemen hebben een bestemming. Ze zijn een bundeling van scheppende krachten die iets willen veranderen in de samenleving. Op een gegeven moment is dat klaar. In dit geval was de ‘(Waterstofgas) Ambitie’ duidelijk een beweging richting een nieuwe bestemming. Maar is er vertrouwen om deze nieuwe bestemming te volgen? Het systeemgeweten lijkt het volgen van de nieuwe bestemming onbewust te blokkeren. Er moet eerst iets uit het verleden onder ogen gekomen worden.