A Systems Learning Platform
North sea energy lab

20 december 2017

Door Martine Verweij

Het jaar 2017 stond voor mij in het teken van het North Sea Energy Lab. Een multistakeholder innovatieproces dat in augustus 2016 officieel startte en waar ik een groot deel van mijn tijd aan besteedde. Het besluit om dit lab op te zetten volgde na een uitgebreide ronde van gesprekken met stakeholders. Vooral het onderbuikgevoel van Ernst van Zuylen van het Topconsortium Kennis- en Innovatie Wind op Zee sprak tot mij: “als we zo doorgaan met de uitrol van windparken op zee, creëren we onze eigen weerstand, en lopen we al in 2023 tegen grenzen aan. Het moet anders.”

Trots op het lef om het te doen – en tegelijkertijd zie ik wat nog beter kan

Een jaar later ben ik blij dat we het gedurfd hebben. Zo’n groot vraagstuk, zoveel partijen, zo politiek gevoelig. Dankzij de Social Lab aanpak met Theorie-U als basis, hebben we een vertrouwenwekkende innovatieomgeving weten te creëren. Ik deed dit samen met Reos Partners, vanuit mijn rol als programmaleider MVI-Energie. Gaandeweg zijn de betrokken vissersbonden veranderd in hun houding. Van aanwezig zijn om te zorgen dat er niks gebeurt dat hen niet zint, nemen ze nu actief de regie over hun eigen duurzame toekomst.

We hebben veel bereikt in een jaar. Het bestuur van het TKI Wind op Zee acteert als ambassadeur van deze aanpak en overweegt openlijk om de hele innovatieprogrammering op een meer participatieve wijze vorm te geven.  Leden van de convening group* voelen zich mede-eigenaar en investeren hun tijd nog steeds in het lab. Er wordt gewerkt aan concrete pilots om de centrale conclusie te onderbouwen: we moeten nú stappen zetten naar een integrale ontwikkellogica op de Noordzee. Alleen als we gelijktijdig met de energietransitie op zee, werken aan een ecologisch gezonde Noordzee, kan de zee een betrouwbare duurzame voedsel- en energiebron worden.

Niet gek dus om hier enthousiast over te communiceren. Maar dat heeft wel een risico.

Ik wil de waarde van een dergelijke aanpak overbrengen en de resultaten tot nu toe zichtbaar maken. Maar ik wil ook dat mensen een realistisch beeld krijgen van wat er allemaal voor nodig is om een dergelijke aanpak te laten slagen.

Ik wil ervoor zorgen dat we geen bestellingen krijgen: doe mij ook maar zo’n lab! – zonder dat degene die de bestelling doet enigszins beseft wat dit van hem of haarzelf vraagt, en van het hele systeem. Een systeem van stakeholders, van belangen en functionaliteiten, dat je als het ware uitnodigt om samen te leren dansen, met datzelfde systeem.

Ik geloof in de manier van werken zoals we deze in het lab hebben geïnitieerd. Dit schreef ik recent ook in een post op LinkedIn.

De Social Lab methodiek – met Theorie-U als basis – is beproefd en bouwt voort op allerlei inzichten uit ‘open systems theory’, ‘groepsdynamica’ en de veranderkunde. Dat heb ik gemerkt. Hoe simpel het proces soms ook leek. De keuzes konden we onderbouwen.

Dankzij gewoon doen in de praktijk, heb ik ook weer een beter beeld gekregen van de condities die nodig zijn om een dergelijke aanpak te laten slagen. Een deel van die condities hebben we goed georganiseerd, en een deel moet nog beter. Het North Sea Energy Lab is een instrument dat systeeminnovatie mogelijk moet maken van het gehele veld dat zich richt op de ontwikkeling van de Noordzee. Als dat je doel is, dan ligt de lat hoog en moet alles, of tenminste zoveel mogelijk, kloppen.

Vandaar de vraag: wat heb ik geleerd in bijna twee jaar NSE-Lab**? Wat ging goed? Wat kan beter?  

Een goede manier om hiernaar te kijken, is door wetenschappelijk bekende condities voor dergelijke ‘whole system in the room’ aanpakken af te gaan en hierop te reflecteren. Je kunt dit ook zien als ontwerpprincipes voor dergelijke aanpakken.

  • Principe 1. Het hele systeem is aanwezig in dezelfde ruimte; 

Binnen het North Sea Energy Lab hebben uiteindelijk zo’n 200 verschillende mensen meegedaan. Allen vertegenwoordigen zij een uniek perspectief. Soms ook een specifieke actor. Een groot deel van de relevante perspectieven voor dit vraagstuk, hebben we voor mijn gevoel wel in de ruimte gehad. Het werd ons al snel duidelijk dat voor meerdere stakeholders gold: de ene persoon is de andere niet. En dus nodigden we zowel bestuurders van de vissersbonden uit als innovatieve vissers, die wel brood zien in de duurzame voedseltransitie. En spraken we ook met vissers die minder zitten te wachten op wind op zee. Als een perspectief ‘live’ ontbrak, werkten we met methodes waardoor dit perspectief wel serieus aanwezig werd. Bijvoorbeeld door een systeemweergave met objecten, of een rollenspel.

En toch hebben we mensen en perspectieven gemist.

Het grootste gemis betrof ambtenaren die zich richtten op de routekaart wind op zee voor 2023. Deze mensen hadden het zo druk, dat ze slechts enkele keren konden aanhaken. Terwijl bij andere stakeholders het besef leefde: juist dit team kan verschil maken. Als zij de tijd zouden hebben om te luisteren naar het perspectief van andere stakeholders, kunnen ze  slimmere keuzes maken in het routekaart-advies. En dat maakt uit voor het hele veld.

Gedurende het jaar bleef dit een punt van zorg. En dat zal ook voor de toekomst blijven gelden.  Lukt het om drukbezette ambtenaren die onder grote druk staan om korte termijn doelstellingen te halen, te verleiden om af en toe stil te staan en uit te zoomen? Om als het ware afgeleid te raken, om in verwarring op een hoger niveau, het eigen werk weer voort te zetten.

Een andere actor die afwezig bleef, was defensie. Tot op heden ervaren we nog niet de consequentie van het feit dat defensie er niet was, maar het zou me niet verbazen als de roep om betrokkenheid van defensie sterker zal worden in de toekomst. Defensie heeft veel resources – namelijk ruimte op zee – om bepaalde ontwikkelingen mogelijk te maken.

De tijd zal leren wat de consequentie is van afwezigheid van bepaalde actoren. In de volgende innovatiecyclus zullen we in ieder geval onderzoeken welke partijen belangrijk zijn om alsnog aan te haken. Welke perspectieven moeten we binnenboord halen?

  • Principe 2. Alle aanwezigen exploreren eerst het hele systeem – de hele olifant – voordat ze op een onderdeel aan de slag gaan;

In het begin van het lab-proces hebben we met een kerngroep van actoren het hele systeem verkend. Dit riep allerlei vragen op over afbakening en leverde meer helderheid op over de ambitie. De focus lag bij de energietransitie op zee.

Nu, een jaar later, heeft het hele systeem van actoren met elkaar geconcludeerd: leuk dat we de energietransitie centraal wilden stellen, maar dat gaat niet werken. Het gaat om energie, voedsel én ecologie. En ook nog om de vraag: voelen we ons eigenaar van die ontwikkeling? Het hele systeem is in beeld. En dat lijkt de enige werkbare weg voorwaarts.

En tegelijkertijd doemt alweer een nieuwe vraag op: hoe zinvol is onze gezamenlijke actie nationaal op het snijvlak van ecologie, energie en eiwitten, als we niet ook het internationale perspectief erbij betrekken?

Mijn conclusie na anderhalf jaar North Sea Energy Lab – het blijft belangrijk om op gezette tijden met de hele groep stakeholders uit te zoomen en ‘het hele plaatje’ in beeld te brengen. En vooral ook in beeld te brengen hoe dat plaatje aan het veranderen is en wat dit voor nieuwe vragen oproept.

  • Principe 3. De focus ligt op de toekomst en op gemeenschappelijke grond, niet op problemen en conflicten;

Een van de aanleidingen van het labproces was het besef dat als we op de huidige voet doorgaan, dit tot problemen zou kunnen leiden. We hebben ook goed naar die problemen gekeken. We zijn de realiteit onder ogen gekomen. Toch zijn die problemen en mogelijke conflicten nooit hetgeen geweest waar de energie op zat. De energie ontstond doordat duidelijk werd gaandeweg, dat er een onderliggende menselijke dimensie is waar alle partijen elkaar op konden vinden. Dit werd verwoord door een van de vissers die aanwezig was tijdens de anderhalve dag ‘presencing’. Een dag gericht op stilstaan, boven de materie hangen en daaruit destilleren wat de essentie is van waaruit verder gebouwd kan worden (Theorie-U: presencing fase).

“We willen allemaal het goede doen”, aldus Kees Taal van W. Van der Zwan (een groot bedrijf in de visserij).

Lastig vast te pakken, want wat is dat dan ‘het goede’, maar de gemeenschappelijkheid werd gevoeld. Doen wat klopt, wat echt nodig is. In praktische zin bleek dit voor de vissers te betekenen: werken aan de eigen duurzame toekomst, gegeven de wind op zee ontwikkeling.

Wind op zee gaat er komen. Nu is de vraag aan vissers om daarbinnen voor zichzelf een goede toekomst te creëren. En dan zijn ze afhankelijk van een gezond ecosysteem en van meewerking van windparkontwikkelaars en beheerders die mee willen denken en ruimte willen creëren voor pilots.

Iedereen is dus gebaat bij goede relaties. Met elkaar. En met het ecosysteem. Vanuit een dergelijke gemeenschappelijke grond bleek de toekomst vorm te geven.

Blijft deze gemeenschappelijke grond overeind, ook als het spannend wordt? Of gaan dan de problemen en conflicten overheersen? Dat zullen we gaan merken.

In de convening group bijeenkomsten was af en toe een verschil in zienswijze voelbaar tussen iemand van de Provincie Zuid-Holland en iemand vanuit de olie & gas wereld. Ondanks dat de spanning merkbaar aanwezig was, leverde dit juist verrijkende gesprekken op. De tijd zal leren hoe sterk de gemeenschappelijke grond is die we hebben gevonden, ook als er echt zaken op het spel staan. En we zullen met nieuwe deelnemers op zoek moeten blijven gaan naar die gemeenschappelijke grond.

  • Principe 4. Deelnemers managen zichzelf en nemen verantwoordelijkheid voor actie;

Binnen het lab hebben we het altijd aangemoedigd dat deelnemers zelf verantwoordelijk nemen. Enerzijds, door hen bij elke ontmoeting contact te laten maken met waarom ze deelnemen aan een meeting of sessie. Anderzijds, door ze actief te vragen om in te brengen wat relevant is om te delen.

Tegelijkertijd, heb ik gemerkt dat het blijvende inspanning kost om het mogelijk te maken voor partijen om zelf actie te ondernemen. Labsessies werden zo interactief mogelijk opgezet. En ook in convening group bijeenkomsten benutten we veel werkvormen waarbij de hele groep samen aan de slag kon om het systeem en het vraagstuk in kaart te brengen.

En toch: óók een ander principe bleek van belang.

Wat me altijd opvalt aan co-creatieve methodes is hoezeer de nadruk wordt gelegd op gelijkwaardige participatie en zelf-organisatie van deelnemers.  De egalitaire dimensie in dit soort processen. Die wil zoveel zeggen als: iedereen die relevante inbreng heeft, is in feite gelijkwaardig. Een visser kan net zoiets zinvols zeggen als de directeur van het TKI Wind op Zee, of een gerenommeerd landschapsarchitect.

Super belangrijk; deze egalitaire dimensie.

Maar ik wist al langer dat meer nodig is. Uit sociaalwetenschappelijk onderzoek van Marco Verweij en Steven Ney, Jacobs University (Messy Institutions for Wicked Problems), blijkt dat er drie andere dimensies van belang zijn. De onderzoekers analyseerden een groot aantal ‘participatieve systeemveranderingsmethodieken’, ook wel ‘large scale interventions’, of ‘whole system in the room’-methodes genoemd. Zij kwamen erachter dat de meest effectieve veranderingsmethodieken de vier manieren van organiseren, rechtvaardigen en waarnemen van menselijke relaties, meenemen in hun design (cultural theory van Mary Douglas). Naast een egalitaire dimensie is dan ook van belang:

  • Er moet een hiërarchische dimensie in het proces zitten. Daar speelde ik zelf een belangrijke rol in als voorzitter van de convening group. En de convening group had ook flink wat invloed op wie werd uitgenodigd bij bijeenkomsten. En op de vraag met wie een-op-een werd gesproken. Het lab is zeker niet hiërarchie vrij. In tegendeel. De hiërarchie is echter van een natuurlijke orde. Het gaat erom dat enkelen zich meer verantwoordelijk voelen dan anderen om te zorgen dat het geheel kan overleven. Dat de grenzen helder zijn en er voldoende resources zijn om door te zetten. In systemische taal: dat de ‘agens***’ plek goed is ingevuld. Wat bij nog vragen oproept, als het gaat om de hiërarchische dimensie in dit soort processen, is wat wijs is als het gaat om de hiërarchische positie van de overheid. Daar zullen we het komende jaar meer over moeten leren. Achter de schermen vond tot op heden regelmatig afstemming plaats met diverse ambtenaren die op uiteenlopende dossiers werkzaam waren. Op een hoger bestuurlijk niveau vond echter geen afstemming plaats met de overheid. Dat is voor de toekomst wel belangrijk en is de laatste weken meer vorm aan het krijgen. Hoe dat precies moet; daar zullen we nog wel het een en ander in moeten puzzelen.
  • Grappig genoeg, blijkt dat er ook een fatalistische dimensie in dergelijke processen moet zitten. Dat kan zich bijvoorbeeld vertalen in een zeker overgave van het ondersteunende team. Wie er is, dat zijn de juiste mensen. We werken met dat wat aanwezig is. En ondanks dat het proces strak wordt ontworpen, opdat deelnemers daar binnen zo groot mogelijke vrijheid ervaren, vieren we dat er af en toe verrassingen zijn. Ik moet gelijk denken aan die ene deelnemer tijdens de prototyping dag die een groot deel van de discussie kaapte en als ondernemer de overheid ‘begon af te zeiken’. Terwijl er zelfs een hoge ambtenaar aan tafel zat. Dit zette iedereen op scherp en maakte dat duidelijk werd wat de kernwaarden van overige deelnemers waren.
  • Als laatste moet de aanpak in zekere zin ook individualistische kenmerken hebben. Dat wil zeggen: het proces moet mensen persoonlijk aanspreken om hun best te doen. Deze dimensie is bijvoorbeeld uit te nodigen door enige vorm van competitie te introduceren. En ook de individuele inbreng van partijen te omarmen.

Achteraf, hebben we deze laatste dimensie het minste benut. En dat is ook een van de grootste verlangens op dit moment. We overwegen een challenge te starten om de uitkomsten tot nu toe te visualiseren in mogelijkheden voor een specifiek gebied. Daarmee hopen we een ander soort energie uit te nodigen. We zijn allemaal nog wat lief tegen elkaar. Het mag soms best wat uitdagender voor mijn gevoel. Iets meer vaart erin. Iets meer podium voor het goede idee en degene die daarvoor wil gaan.

Ik heb een hekel aan recht-toe-recht aan ondernemers challenges, maar binnen de context van het lab zoals dit nu werkt, lijkt dit me verfrissend en iets toevoegen.

Belangrijkste les en het grootste risico voor de toekomst

Mijn belangrijkste les na anderhalf jaar North Sea Energy Lab is er een die pas deze week indaalde. De les gaat over de diepere waarde van een dergelijk instrument. Die zit ‘m niet in het vinden van oplossingen, maar in het structureel vergroten van de capaciteit van een heel veld, om tot goede oplossingen te komen.

Ik kwam daar achter door terug te kijken. Ik heb sterk de indruk dat het NSE-lab van start ging, omdat een aantal sleutelspelers aanvoelde dat het systeem als geheel moest leren en evolueren naar een effectievere manier van werken. Ik denk ook dat deze partijen zich niet zo van bewust waren dat dit is waarom ze het lab wilden starten.  En mijn indruk is dat ze dit nooit zo zouden uitspreken.

Wat ze wel deden was het kenbaar maken van mogelijke risico’s, van problemen waar ze zo snel geen antwoord op hadden met een traditionele aanpak. Ze hoopten dat een ander soort aanpak tot oplossingen kon komen.

Vervolgens was de neiging van betrokkenen (en van mensen die met argusogen kijken naar wat zo’n circus moet opleveren) om naarstig te blijven zoeken naar ‘die oplossingen’.

Als die er zouden zijn, was het lab geslaagd.

Maar het echte ‘slagen’ van het lab is dat dankzij een dergelijke aanpak een ‘heel systeem van actoren’ zichzelf heeft leren zien als onderdeel van het geheel en heeft gevoeld hoe het eigen handelen bijdraagt aan realisatie van de potentie van het geheel. En dat dit veld van actoren samen ‘leert dansen’ met het eigen systeem en toekomstig potentieel weet te realiseren, gegeven het feit dat de werkelijkheid voortdurend blijft veranderen.

De sociale capaciteit van het hele veld groeit dus om met voortdurend veranderende omstandigheden, te werken aan een uitdagende opgave. Dat is de kracht van een lab.

Een heel veld van actoren dat leert dansen met systemen. Wow!

En het grootste risico voor de toekomst? Dat we teveel bijziendheid ontwikkelen op de oplossingen. Dat de prototypes van oplossingen het enige is waar nog naar gekeken wordt. Als die niet goed lukken, dat dit als bewijs zal gelden dat zo’n aanpak dus niet werkt. Dat we niet zien wat er op een diepere niveau aan capaciteiten en relaties is ontwikkeld. Dat is het grote risico. En nu maar duimen dat dit niet gebeurt (aldus mijn fatalistische ‘ik’ :-).

Nieuwsgierig?

Ben je ondertussen nieuwsgierig geworden naar het North Sea Energy Lab? Kijk dan tenminste naar de film die visueel-antropoloog Maria Kolossa (We Love Earth) maakte van een jaar NSE-Lab. In de film krijg je een beeld van het proces, de betrokken actoren, de belangrijkste inzichten en resultaten dusverre.

*Convening Group – een groep actoren die zich vereenzelvigt met de maatschappelijke ambitie die centraal staat in een Social Lab – ook een groep die samen de koers bepaalt van het lab – en de condities creëert opdat het lab kan functioneren
** Twee jaar, als ik de voorbereidingsfase vanaf januari 2016 meereken.
***agens – strategie en positionering

Leestips

Website van het North Sea Energy Lab
Korte inleiding over participatieve systeemverandering 
Review van het boek “The Social Labs Revolution, van Zaid Hassan
Review van het boek “Power and Love, van Adam Kahane

Een serie blogs
Deel 1. Complexe maatschappelijke vraagstukken. Het belang van participatie.
Deel 2. Toekomstgericht problemen oplossen met een Future Search
Deel 3. Een Future Search van dag tot dag
Deel 4. Waarom werken Large Scale Interventions?
Tekening: Anabella Meijer – Kanai

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *