A Systems Learning Platform

10 april 2013

Aanleiding: bijwonen van de PBL Academie-lezing, 8 april, Energiewende vanuit de samenleving

Voor professionals zoals ik, die ambiëren onze energievoorziening zo snel en slim mogelijk te verduurzamen, is Duitsland meer dan een inspirerend voorbeeld. Als ik de grens over rijd nabij Arnhem, val ik altijd weer even stil. Dan wordt mijn blik gevangen door de onafgebroken glinstering van blauwe daken in het groene landschap. Al die mensen hebben zelf de keuze gemaakt om hun dak vol te leggen. Dat kan alleen maar als ze dit echt wilden. Wat bewoog hen? 

Geld. Dacht ik altijd. De Duitse regionale of nationale elektrische energieleveranciers en nutsbedrijven zijn verplicht om groene stroom (elektriciteit uit duurzame bronnen zoals zonnecellen, windkracht, biomassa en aardwarmte) in te kopen tegen opwekkingskosten. Deze liggen nu nog hoger voor duurzame energie dan voor grijze energie. Als je als Duitser duurzame energie produceert, kan je dit dus gegarandeerd verkopen, zonder verlies te maken. Je verdient zelfs mee en brengt er je eigen energierekening mee omlaag. De meerkosten van deze constructie worden verhaald op alle afnemers, die dit terugzien op hun energierekening aan het eind van het jaar. De Duitse prosument wordt hier erg blij van.

Gastspreker Claus Leggewie bij de PBL Akademielezing van 8 april j.l., erkent de kracht van de terugleververgoeding als hem dit gevraagd wordt. Het zorgde ervoor dat de Energiewende van alle Duitsers werd, een maatschappelijke beweging. Maar hij stelt zelf een – in Nederlandse ogen – zeer verrassende reden centraal om te verklaren waarom Duitsers de energietransitie omarmen.

Groen imperialisme?

De Energiewende is geen groen imperialisme, ondanks dat veel mensen dit denken, het is een wijdverbreid besef van planetaire grenzen. Het is angst voor klimaatverandering in combinatie met aversie voor kernenergie’, aldus Leggewie. Dit vraagt om een verklaring. Jan Rotmans zal in zijn reflectie op Leggewie later die avond niet onder stoelen of banken schuiven dat hij hier verbaasd over is. Je hoeft in Nederland op dit moment echt niet aan te komen met het klimaatargument. Energietransitie moet over groene groei gaan. Verrassend. Zelfs inleider Maarten Haijer, directeur van het PBL, gebruikte het woord klimaat niet om de urgentie van een transitie kracht bij te zetten.

Sociale beweging in de jaren ’70

Politicoloog en cultuurwetenschapper Leggewie weet weinig van de Nederlandse politiek, zegt hij zelf, maar wel het een en ander van de Europese geschiedenis. Hij neemt ons mee terug naar de jaren ’70, het decennium waarin volgens hem de kiem voor de Duitse Energiewende werd gelegd. In Europa was Frankrijk het eerste land dat te maken kreeg met grootschalige antikernenergie sentimenten. Vooral gevoed door de angst voor kernwapens en onder invloed van petities van wetenschappers als Linus Pauling (Amerikaanse nobelprijswinnaar scheikunde). Deze beweging sprong over naar Duitse gronden, maar anders dan de Franse regering bleek de Duitse regering hier erg receptief voor. De Duitse regering luisterde veel beter naar populaire sentimenten en er ontstonden serieuze groene regeringscoalities. Er kwam een aantal ministers dat zich persoonlijk hard maakte voor de Energiewende – de bekendste hiervan zijn Hermann Scheer† en Peter Altmaier (huidig) – en op deze manier werd de Energiewende onderdeel van het politieke bestel.

En Nederland dan?

Hoe zit dat dan met Nederland, denk je automatisch. Wij hebben toch ook antikernenergie protesten gehad? Wij hebben in de jaren ’80 de schouders er onder gezet om ons milieu te verbeteren – geen zure regen meer, schone rivieren. Wat is de cultuurwetenschappelijke of politicologische verklaring voor onze tot nu toe mislukte energietransitie – woorden van Jan Rotmans? Rotmans zelf theoretiseert over het feit dat de Nederlandse energietransitie precies andersom is begonnen. In Nederland was eerst de politiek en overheid aan zet – die het project ‘energietransitie’ startte en uiteindelijk ontmantelde bij gebrek aan succes. Pas later kwam de bottom-up beweging.

Het beleidsmatige energietransitie project mislukte volgens Rotmans door teveel top-down sturing vanuit bestaande instituties. Hierdoor werden er geen structuurwijzigingen aangebracht en kwam er te weinig aandacht voor opschaling van experimenten. Ook raakte de energietransitie volledig losgezongen van de samenleving. Dit in tegenstelling tot wat er nu aan de hand is. Sinds twee, drie jaar is de energietransitie vooral iets van onderop en wordt er nauwelijks top-down gestuurd. Er is een brede beweging ontstaan van honderden lokale en regionale duurzame energie initiatieven. Had het andersom moeten zijn? Is dat waarom het in Duitsland wel lukte en bij ons niet? Ik vind er best iets voor te zeggen, maar er zijn vast ook andere verklaringen.

Transities managen?

Dat een transitie verre van eenvoudig is zelfs als je brede politieke support hebt, wordt onderstreept door Leggewie zelf die erg bezorgd is over hoe de Duitse ‘Energiewende’ verloopt op dit moment. Volgens hem is het zeker ‘het juiste om te doen’, maar is er sprake van ‘underperformance’, ‘malfunction’ en ‘undercommunication’. Als Nederlands publiek is het lastig te accepteren dat er in Duitsland sprake zou zijn van gebrekkige prestatie, uitvoering en communicatie. Wat zegt dat over onze energietransitie? Allemaal vragen die een antwoord verdienen.

Veel breder vergelijkend warenonderzoek lijkt essentieel om te snappen wat er bij ons gebeurt en hoe we hierin verder komen. Gelukkig hebben meer mensen dit bedacht. Minister Kamp bracht onlangs een energie gerelateerd bezoek aan onze oosterburen en de Tweede Kamer liet zich op 4 april informeren. Ook Leggewie lijkt geïnteresseerd in wat er in Nederland gebeurt. Hij geeft aan dat een van de grote fouten van Duitsland is om in de besluitvorming rondom de Energiewende geen afstemming te zoeken met haar buren. Dat gebeurt nu op grote schaal; maar is veel te laat. In systeemuitdagingen als de energietransitie zouden wetenschappelijke en fysieke grenzen niet aan de orde moeten zijn. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje en als we niet snel beter worden in het managen van transities – er van uitgaande dat dit zou kunnen – tja, wat dan? We zullen het pas weten als we het weten, maar dat vind ik zelf weinig bevredigend. Wordt vervolgd.

Leestip van Claus Leggewie: The Great Transformation, Karl Polanyi

Overige leestip: Jan Rotmans, In het Oog van de Orkaan

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *