Door Guus Geisen (2011).

Een boek dat in alle details uitlegt waarom het huidige dominante schoolsysteem niet werkt en vooral wat dan wel werkt: wat hebben kinderen nodig om te leren? Dit boek kan je lezen als een boek geschreven door een bevlogen onderwijskundige die tot de essentie wil komen van wat werkt om kinderen hun volledig potentieel te laten ontwikkelen. Een boek voor leerkrachten dus.

Ik las het vooral als een boek over de essentie van leren en denken. Een essentie die van toepassing is op kinderen maar net zo goed op volwassenen.

De grenzen van het machinesysteem

Het traditionele dominante schoolsysteem, is een schoolsysteem dat vergelijkbaar is met het machinesysteem. Uniformiteit, fragmentering en productiviteit zijn de drie essenties van het machinesysteem en vormen als zodanig ook het fundament van het traditionele schoolsysteem. Bijvoorbeeld: uniformiteit; elk kind leert op hetzelfde moment dezelfde leerstof in dezelfde tijd en op dezelfde manier; fragmentering; indeling in vakken, leerjaren, leerroutes of BAO en SBO; productiviteit: de gerichtheid op resultaten en het daarbij passende toetsingssysteem, de centrale plek van het curriculum, de rol van inspectie.

Geisen stelt dat het onderwijs de grenzen van het machinesysteem heeft bereikt.

Het is tijd voor een paradigma-shift naar het beeld van een levend systeem voor het onderwijs. Hierbij vormen diversiteit, onderlinge samenhang en zelforganisatie het fundament. Als ik dit lees dan denk ik: organisaties hebben de grenzen van het machinesysteem bereikt. Beleidsvorming heeft de grenzen van het machinesysteem bereikt. De principes van Geisen zijn veel breder toepasbaar dan hij wellicht zou kunnen vermoeden. Hem kennende vermoed ik echter dat hj de universaliteit van hetgeen hij beschrijft heel goed door heeft.

Het boek is gelardeerd met wetenschappelijke inzichten en praktijkvoorbeelden. Leraren die beschrijven wat ze in de les doen en welk effect dit heeft.

Leren is overleven

Startpunt is het inzicht dat het menselijke brein ervan houdt om te leren; of iets sterker gezegd: of wij mensen overleven is afhankelijk van de mate waarin wij kunnen leren. Als een kind niet leert dan zou de conclusie dus niet moeten zijn dat een kind niet kan leren, maar dan zou de vraag moeten zijn welke situatie gecreëerd is waardoor de lerende niet gemotiveerd is. Wezenlijker dan dit wordt het niet.

Meervoudige intelligentie

original
Meervoudige Intelligentie (Gardner en Kagan)

Geisen benut een aantal concepten in dit boek, waaronder het concept meervoudige intelligentie. Dit is een visie op intelligentie ontwikkeld door Howard Gardner en Kagan (2002) die ervan uitgaat dat wij allen verschillende vormen van intelligentie hebben. Ieder mens is uniek. Het is de kunst te starten met leren met een vorm van een intelligentie die dichtbij elk kind ligt en van daaruit te vieren, matchen en stretchen. Vieren gaat over het zien van het unieke in elk persoon. Het matchen staat voor het aansluiten bij de talenten van het kind. Het stretchen van de ene intelligentie gaat via de andere intelligentie.

Denkgewoonten van intelligent gedrag

Een ander concept dat Geisen introduceert is het concept van de denkgewoonten van Arthur Costa. Denkgewoonten behelst zoveel als: ‘weten wat je moet doen als je niet weet wat je moet doen’. Enkele voorbeelden van denkgewoonten: doorzettingsvermogen, beheersen van impulsiviteit, luisteren met begrip en empathie, flexibel denken, denken over denken (metacognitie), streven naar nauwkeurigheid, vragen stellen en problemen opperen, oude kennis toepassen in nieuwe situaties, helder en precies denken en communiceren, gegevens verzamelen door alle zintuigen te gebruiken, creëren, innoveren en fantaseren, reageren met verwondering, verantwoorde risico’s nemen, denken in samenhang, openstaan voor levenslang leren.

Five minds of the future

Relevant vindt Geisen ook de ‘Five Minds of the Future’ van Howard Gardner (2006). Manieren van denken die we in het hier en nu nodig hebben richting een duurzame toekomst:

  1. disciplined mind (deskundigheid in een bepaalde discipline)
  2. synthesizing mind (het kunnen zien, verhelderen en creëren van de samenhang)
  3. creating mind (in staat zijn om iets nieuws te creëren)
  4. respectful mind (gericht op respectvol omgaan met anderen)
  5. ethical mind (doen wat ertoe doet en niet alleen wat werkt).

Geisen stelt dat de inzichten uit het werk van Fogarty (1999) over wat een breinvriendelijke klas inhoudt, goed aansluiten bij het concept ‘minds of the future’. Dit is een klas met aandacht voor:

  • ‘een klimaat voor denken’ dat zorgt voor een emotioneel veilige en rijke omgeving
  • ‘vaardigheden van denken’; welke vaardigheden moeten geleerd worden en het oefenen van deze vaardigheden
  • ‘werken met denken’; interactie; o.a. actief aan de slag in een kleine veilige setting
  • ‘denken over denken’; metacognitie, leren door reflectie op het eigen leerproces

Systeemdenken

Als het gaat om de vaardigheden van denken legt Geisen sterke nadruk bij de vaardigheid ‘systeemdenken’. In essentie, een andere manier van kijken naar de werkelijkheid: het gaat om het herhalend afwisselend zien van de delen, van het geheel en de onderlinge samenhang. Systeemdenken stelt kinderen in staat om te verschuiven van handelen met een focus op de kort termijn naar handelen met een focus op de lange termijn. Het helpt bij het zien van de plaats- en tijdshorizon. En het helpt kinderen (en volwassenen) bij het visualiseren en verwoorden van complexe cognitieve zaken. Instrumenten die Geisen in het boek regelmatig de revue laat passeren in de context van systeemdenken zijn onder andere: een ‘mind-map’, een gedragspatroongrafiek, relatiecirkels en het ijsbergmodel.

Geisen gaat vervolgens in verschillende hoofdstukken in op verschillende aspecten van bovenstaande concepten. Zo behandelt hij de vraag wat een rijke en uitdagende leeromgeving inhoudt en waarom zo’n omgeving zo belangrijk is voor ons leren.

Over motivatie en beloning (hoofdstuk 4)

In het hoofdstuk over motivatie benadrukt Geisen dat alle mensen worden geboren met intrinsieke motivatie. Dit klinkt logisch, maar het is nog niet zo lang dat we deze gedachte accepteren. Het behaviorisme – een theorie uit de tweede helft van de 20ste eeuw – stelt namelijk dat ons gedrag voortkomt uit externe motiverende of demotiverende stimuli en dat er geen plek is voor zoiets onmeetbaars als emoties of een ‘zelf’. Deze theorie leeft nog steeds voort in mentale modellen van onderwijs professionals en breder in de maatschappij.

Inmiddels is de wetenschappelijke consensus onder neuro- en gedragswetenschappers dat intrinsieke motivatie aangeboren is, veel krachtiger is dan extrinsieke motivatie en dat belonen of straffen op lange termijn altijd ten koste gaat van de intrinsieke motivatie.

Geisen beschrijft vervolgens middels een systeemanalyse wat het effect is van een schoolsysteem waarbij het de leerkracht niet lukt om middels de structuur van het onderwijs de intrinsieke motivatie aan te spreken.loop leren

Hoe meer de leerkracht werkt vanuit controle, hoe meer de mate van extrinsieke motivatie toeneemt. Als kinderen de instructies van de leraar opvolgen, zal de controle van de leraar afnemen. Dit deel van het systeem is derhalve in balans. Een neveneffect van deze loop is echter dat – door de sterke controle van de leerkracht en de toename van extrinsieke motivatie – de intrinsieke motivatie afneemt, waardoor de leerkracht uiteindelijk steeds meer controle moet uitoefenen. Een duidelijk voorbeeld van ‘fixes that backfire’.

Strategieën die de motivatie van de lerende vergroten (bedenk voor jezelf of jou dit ook zou helpen):

  • Kom tegemoet aan de behoefte van de lerende, bijvoorbeeld: een 6-jarige heeft meer behoefte aan veiligheid en voorspelbaarheid en acceptatie van de leerkracht dan een 14-jarige. Een 18-jarige heeft meer behoefte aan autonomie en onafhankelijkheid.
  • Creëer een bepaalde mate van controle en keuze door de lerende zelf. Keuze leidt tot meer autonomie en betekenisvolheid waardoor het lange-termijn geheugen meer geactiveerd wordt.
  • Moedig positieve sociale verbindingen aan
  • Ondersteun nieuwsgierigheid
  • Betrek emoties bij het leerproces door verhalen, persoonlijke voorbeelden, spellen, vieringen, rollenspellen, rituelen en muziek.
  • Stimuleer adequate voeding
  • Betrek meervoudige intelligenties bij het leerproces; creëer zoveel mogelijk verschillende perspectieven rondom een thema en laat de kinderen vanuit die perspectieven leren m.b.v. matchen en stretchen

Geisen benadrukt ook dat de motivatie van de lerenden toeneemt als de omgeving ‘rijk’ is. Een leraar kan hiertoe de klas ‘rijk’ inrichten. Dit werkt echter alleen maar als dat gebeurt samen met de kinderen, die daardoor actief betrokken raken en als uit die ‘rijke omgeving’ leren voortkomt.

Emotie en leren en geheugen en herinnering (hoofdstukken 3 en 5)

In de hoofdstukken over emotie en leren en over geheugen en herinnering ontzenuwt Geisen de mythe dat emoties niet handig zijn bij het leren. Emoties kunnen juist heel goed helpen bij het herinneren van kennis. Hersenen worden optimaal gebruikt als de lesmaterie betekenisvol is. Het is daarom van belang dat de leraar op zoek gaat naar verbindingen waardoor lesstof betekenisvol kan worden voor leerlingen.

Of kennis wordt opgeslagen in het lange termijn geheugen hangt af van de vraag of er een transfer plaatsvindt van kennis in het werkgeheugen naar dat lange termijn geheugen. Een transfer zal sneller plaatsvinden als:

  • de leerstof in een context wordt geplaatst die voor de lerende betekenis heeft
  • er sprake is van overeenkomsten met kennis die de lerende al had
  • er sprake is van kritische kenmerken en eigenschappen
  • er sprake is van associaties.

Aandacht (hoofdstuk 6)

Over aandacht zegt Geisen onder andere dat hoe meer de leerkracht de aandacht van een kind heeft, hoe minder het kind echt leert. Wat belangrijk is om te weten over aandacht is dat het aandachtsysteem verspreid over het brein actief is. Het contrast van bewegingen, geluiden en emoties verbruikt het grootste deel van onze aandacht. Een gemiddeld persoon maakt wel 100.000 keer per dag de keuze om aandacht te besteden aan iets.

Ons reptielen-brein slaapt nooit en moet constant alert zijn. Het kan zich niet veroorloven dat het emotionele en/of het cognitieve brein te diep in gedachten verzonken blijft. Het brein zal dus regelmatig de aandacht van gerichte focus naar de periferie willen verplaatsen. Afleiding is niet het probleem: afgeleid zijn is een belangrijke voorwaarde om te kunnen overleven. Waar het om gaat is of we afleiding functioneel kunnen maken en het kunnen inzetten als welkome afwisseling om taakgericht bezig te kunnen zijn.

Geisen noemt vervolgens een aantal factoren die aandacht beïnvloeden. Denk aan: priming (het gericht onder de aandacht brengen), het geven van keuze, timing, instructie (max 10 minuten) en het creëren van samenhang in een systeem (de interne verwerkingstijd staat in relatie tot de mate van achtergrondkennis, de mate van nieuwheid en de mate van complexiteit).

Voor een leerkracht – maar dus ook voor jezelf – is het belang om je te beseffen dat aandacht in cycli verloopt. Het ultradiane (ultra =over – dia =dag) ritme van het brein is ongeveer 90 minuten. In deze periode is aandacht aan verandering onderhevig. Kinderen in groep 1-4 hebben binnen zo’n cyclus ongeveer 5-7 minuten gerichte aandacht. In het VO is 12-15 minuten haalbaar. Een cyclus van 90 minuten waarin 12-15 minuten gerichte aandacht nodig is, zou dus goed kunnen werken, als tijdens de rest van de les het verwerken en verinnerlijken van de informatie wordt begeleid en ondersteunt. De werkelijkheid is echter vaak dat veel langer gerichte aandacht van leerlingen wordt gevraagd.

Relevantie

Het boek van Geisen zit bomvol wetenschappelijke inzichten, concepten en voorbeelden. Het is een naslagwerk dat ik al langer in de kast had staan en waar ik voor deze ‘review’ met veel plezier weer in gedoken ben om alle waardevolle inzichten die er in staan, ten volle tot me door te laten dringen.

Voor iemand met een passie voor het overbrengen van informatie – zoals ikzelf – is dit boek er eentje die een speciaal plekje in de kast verdient (en dat er vervolgens vaak uitgetrokken wordt!).