Dit boek is een ode aan systeemdenken en een integrale benadering, om te komen tot een duurzame samenleving.
Jaren gelezen las ik al eens een essay dat het boek ‘een vorm van beschaving’, van Klaas van Egmond samenvatte. Die samenvatting resoneerde met iets dat ik al leek te weten en ik had altijd de behoefte om nog eens het hele boek te lezen.
Inmiddels heb ik dit gedaan en het boek blijkt zeer verhelderend als je, zoals ik, op zoek bent naar een antwoord op de vraag wat de relatie is tussen de ontwikkeling van ons wereldbeeld en de huidige staat van de aarde.
Met als startpunt een brede wetenschappelijke enquête waaruit bewijsvorming vloeide over de verschillende uitersten binnen een integraal wereldbeeld, neemt van Egmond zijn lezers mee op reis. Hij onderbouwt uiterst nauwkeurig zijn stelling dat zoiets als een integraal wereldbeeld bestaat en dat historisch gezien elke keer verschillende accenten worden gelegd binnen dat integrale wereldbeeld.
Accenten, die uiteindelijk tot een karikatuur van zich zelf verworden. Deze ontwikkeling van karikaturale wereldbeelden, leidt tot een cyclische ontwikkeling van wereldbeelden, omdat elk karikaturaal wereldbeeld een tegenreactie oproept.
Een integraal wereldbeeld – waaruit bestaat dat?
Het integrale wereldbeeld is opgebouwd langs twee assen: het individu versus de ander en het materiële domein versus het immateriële, geestelijke domein. Dit leidt tot vier kwadranten die afwisselend de menselijke geschiedenis domineren. Van Egmond begint zijn historische reis bij het kwadrant ‘individu-geestelijk’ in de periode voor Christus, en legt de link met Homerus en het mysticisme. Tot aan de zesde eeuw voor Christus, ten tijde van Homerus, was de oriëntatie vrij sterk op de individuele beleving van het geestelijke gericht. Na de zesde eeuw verschoof de ontwikkeling in de richting van meer uniformiteit. De Griekse godenwereld werd benoemd en universeel geldig verondersteld. Plato (427-347) ontwikkelde het begrip staat. Door Aristoteles werd een nadrukkelijke volgende stap gemaakt richting het zintuiglijk-materiële. Het accent kwam te liggen op de afleiding van het algemeen (Idee) vanuit het bijzondere (de waarneming) door inductie. Epicurus markeerde een volgende stap, in een meer materialistische richting. Hij stelde dat de wereld alleen gekend kan worden door middel van de zintuiglijke waarneming. Typische representanten van het rechtsonder kwadrant (materieel-individualistisch) waren de Sceptici. Zij stelden dat je onmogelijk ergens zeker van kon zijn, en dus was het opschorten van het eigen oordeel het beste recept voor een rustig leven.
Waar staan we nu?
Van Egmond legt later uit dat we ons nu ook in het rechtsonder kwadrant bevinden, met het bijbehorende relativisme en tekenen van decadentie, zoals ook in de periode van de val van het Romeinse rijk het geval was. Dat we hier terecht zijn gekomen, heeft te maken met achtereenvolgens een tegenreactie op de uniforme interpretatie van de werkelijkheid door de grote godsdiensten, in de vorm van de verlichting en de ontwikkeling van de wetenschap, en een tegenreactie op de beperkingen van diezelfde wetenschap. Tegenover het een-waarheidsdenken van de wetenschap wordt nu een veelheid aan visies en ideeën ingebracht. De onzekerheid over wat de mens kan weten is in dit wereldbeeld zo groot dat het beter wordt gevonden om ieder oordeel op te schorten, ook ethische oordelen. Een relativisme, zonder doel of richting. Het enige wat de mens nog kan doen is op zijn eigen morele kompas vertrouwen; een andere oriëntatie is er niet.
Van Egmond stelt dat er bewijs is dat de cyclische ontwikkeling van wereldbeelden steeds sneller verloopt. En hij onderbouwt ook op een gedegen manier dat de westerse en de oosterse wereld elkaar binnen deze uiterste vormen van een integraal wereldbeeld altijd in balans hebben gehouden. Tegenover de westerse positie rechtsonder, in een karikaturale versie van het materieel-individualistisch kwadrant, staat de oosterse dogmatische, fundamentalistische positie, in extreme vorm gerepresenteerd door IS, waarbij slechts een waarheid wordt getolereerd. De meer middelpuntzoekende interpretatie van de Islam staat overal onder druk van de meer karikaturale, dogmatische interpretatie van de Islam.
De crux is om het midden te vinden
Een duurzame wereld staat of valt volgens van Egmond met het vinden van het midden. Hij stelt dat de boodschap dat mens en maatschappij de middenweg moeten zien te vinden tussen de fundamentele tegenstellingen van geest en materie en het eigen ego en de anderen, door de eeuwen heen het centrale thema is geweest van cultuur en religie. Mythen, sagen, legenden en sprookjes brengen die boodschap op veel manieren, maar vaak met dezelfde metaforen tot uitdrukking.
Dit midden vinden is voor de mens nog niet zo gemakkelijk, aangezien deze om moet gaan met sterke middelpuntvliedende krachten. In de huidige tijd o.a. de media, wiens business case in de periferie ligt. ‘In de goeddeels commerciële strijd om de aandacht van de lezer en kijker, moeten kranten en vooral omroeporganisaties tegen elkaar opbieden met steeds heftiger zintuigelijke ervaringen. Van Egmond stelt dat de taak van de media is niet om de boel uit elkaar te spelen, maar om de boel bij elkaar te houden. Een andere middelpuntvliedende kracht die van Egmond benoemt is de sterke nadruk in de wetenschap op harde kennis.
‘Omdat de modernisten vanuit hun wereldbeeld in het linksonder kwadrant hoge eisen stellen aan objectiviteit, hebben ze een sterke voorkeur voor kennis die verkregen is onder gecontroleerde laboratoriumomstandigheden. Het gaat bij zulke experimenten al gauw om kleinere onderdelen van een grotere samenhang en dus om microkennis. Omgekeerd is er sprake van ‘zwakke kennis’ wanneer met het te onderzoeken verschijnsel niet of nauwelijks kan worden geëxperimenteerd. Een voorbeeld daarvan is de huidige klimaatverandering. Het modernistische wetenschapsbeeld heeft de neiging om zwakke kennis te interpreteren als ‘slechte kennis’ en daardoor eenzijdig te worden.
Van Egmond stelt: ‘de wetenschap behoort de maatschappelijke ontwikkeling te faciliteren door haar huidige eenzijdigheid te verlaten en weer een wetenschap te worden van de gehele mens’.
Agenda voor duurzaamheid
De oproep die van Egmond doet over wat ons te doen staat is om het ‘radicale midden’ te vinden. ‘Het is tijd om op dit moment, waarop de karikaturen van het verleden samenkomen, de evolutionaire stap te maken naar een bestel dat veel bewuster en actiever richting een min of meer gedeeld en uitgesproken waardepatroon stuurt. Sturing in de richting van een positief geformuleerde doelstelling’.
Juiste balans tussen centraal en decentraal
Enkele meer praktische vertalingen van dit idee: laten we oppassen met de decentralisatie-golf, aangezien met de toenemende diversiteit door verdere opsplitsing in deelterreinen, ook verlies van samenhang optreedt. De oplossing ligt volgens van Egmond in de beredeneerde balans tussen onder meer centrale en decentrale functies, tussen publiek en privaat en tussen overheid en markt.
Vermindering van de complexiteit
Ook stelt hij dat het zaak is de complexiteit weer te verminderen: ‘de (niet gemaakte) afweging tussen milieu en economie is onderdeel van ingewikkelde rekenmodellen geworden, die niemand meer kan volgen, ook de Tweede Kamer niet’.
En over de financiële sector: in plaats van de complexiteit verder te verhogen door toezicht op toezicht te stapelen, zou het financieel sterk kunnen worden vereenvoudigd door het tot zijn maatschappelijke functionaliteit terug te brengen.
Collegiale besturing
Hij pleit in de politiek voor zogenaamd collegiaal bestuur: we moeten afscheid nemen van meerderheidscoalities, ze zijn niet meer tegen de vraagstukken van deze tijd opgewassen. In collegiale kabinetten nemen alle partijen deel, naar rato van de verkiezingsuitslagen. Een dergelijk bestel bestaat al heel lang in Zwitserland en functioneert daar naar grote tevredenheid. Hier hoort een vorm van verbindend leiderschap vanuit het midden bij. Van Egmond stelt: ‘verbindend leiderschap is al in de zesde eeuw BC bepleit door de Chinese filosoof Lao Tse: dertien mensen kunnen in een kring zitten, maar het is het klimaat of de geest in het middelpunt van de cirkel, waar niets gebeurt, waardoor de aard van het groepsveld wordt bepaald.’ Lao Tse schrijft verder dat de wijze leider zich bewust is van de tegengestelde krachten en hun wisselwerking.
Wereldreligies
Wat betreft de wereldreligies: die moeten hun absolute claim op de waarheid loslaten. Dan kunnen de religieuze orientaties in het midden naar elkaar toe groeien en worden ook de culturele verschillen overbrugbaar.
Man-vrouw verhouding
Een betere man-vrouw verhouding is ook van belang om het midden te kunnen vinden. De westerse ontwikkeling is gedomineerd door de masculiene eenzijdigheid. ‘De crisis in de huidige wereld is daardoor vooral een masculiene crisis, die probleemversterkend, dat wil zeggen ‘middelpuntvliedend’, heeft gewerkt. Het terugbrengen van de man-vrouw balans zou betekenen dat weer meer nadruk komt te liggen op immateriële kwaliteiten, op gevoel (versus ratio) en op de kleine schaal, als ook dat meer respect voor culturele diversiteit en eigenheid van de lokale gemeenschap zou ontstaan.
Onderwijs
Een meer holistische vorm van onderwijs vindt van Egmond ook van groot belang. ‘Geef kinderen nooit de kans zich te verbeelden dat iets alleen op zichzelf bestaat. Maak van het begin af aan duidelijk dat alle leven een verband kent. Doceer de wetenschap van verbanden altijd in samenhang met de ethiek van die verbanden. Evenwicht, geven en nemen, geen uitwassen – dat is de regel in de natuur en, omgezet van feiten in moraal, behoort dat ook de regel onder de mensen te zijn.’
Gezondheidszorg
Over de gezondheidszorg stelt van Egmond: de patiënt moet weer centraal komen te staan. Daartoe is herstel van samenhang in de gezondheidszorg nodig, met de eerstelijnszorg, de huisartsenpraktijk in het middelpunt.
Milieuvraagstuk
Als het om het milieuvraagstuk gaat stelt van Egmond dat dit het gevolg is van de eenzijdige materialistische oriëntatie sinds de Verlichting. Aan materiële waarden wordt veel betekenis toegekend. De technologie heeft veel problemen opgelost, maar daarvoor in de plaats zijn andere, grotere problemen teruggekomen. Een belangrijk deel van de oplossing is het waardepatroon weer in evenwicht te brengen door de fixatie op materiële spullen te verzwakken en de aandacht voor immateriële kwaliteiten te vergroten. Politiek, onderwijs, media, kunst, cultuur en wetenschap, kunnen daaraan bijdragen.
Van Egmond zoomt o.a. in op de bevolkingsgroei vanuit het perspectief van de cyclische ontwikkeling van wereldbeelden en op de ontwikkeling van oplossing in het energiedomein.
En daarnaast kijkt hij scherp naar de problematiek in de financiële sector.
Economisch denken
“In het huidige materialistisch-individualistische wereldbeeld is het economische proces allesoverheersend geworden; opnieuw wordt een enkel aspect van de wezenlijke menselijke kwaliteit abusievelijk aangezien voor het geheel. Dit betekent dat het gehele bestaan wordt geëconomiseerd; aan alles wordt een economische waarde toegekend. De noodzaak tot economische groei is de basis van het maatschappelijke bestel geworden.” Van Egmond stelt dat de economie als middel een doel is geworden. Het moet weer gaan over maatschappelijke waarden, waarbij het economisch systeem een middel wordt om die waarden te bereiken en het financieel systeem weer een middel wordt ten behoeve van het economisch systeem.
Financiële systeem
Over het financiële systeem stelt hij: dit is niet meer dienstbaar aan het economische systeem, dat op zijn beurt niet meer dienstbaar is aan de maatschappelijke ontwikkeling. De belangrijkste interventie in het financiële systeem, die Van Egmond bepleit, is dat het primaat van geldschepping weer bij de overheid komt te liggen.
Patenten
Van Egmond waarschuwt verder voor de manier waarop intellectueel eigendom zich ontwikkelt. Patentaanvragen voor kurkuma, een specerij uit India en voor Basmatirijst, illustreren een tendens dat meer algemene ideeën worden toegeëigend, terwijl deze vanwege hun algemeenheid tot het collectieve domein behoren.
Samenvattend stelt van Egmond het volgende:
“De huidige maatschappelijke trends zijn onhoudbaar. Een karikaturale religieuze beleving en een even karikaturaal financieel-economisch bestel gaan samenlopen met een langdurig stagnerende economie, toenemende werkloosheid en met steeds schever wordende inkomens- en eigendomsverhoudingen. Het is hoog tijd om de besturing bewust en doelgericht ter hand te nemen. Aan het stuurloos rondzwalken door het menselijk en maatschappelijk waardepatroon komt dan een eind. Daarmee wordt de evolutionaire stap gezet van een doelloze naar een doelgerichte samenleving die zich in vrijheid binnen de grenzen van de menselijke waardigheid weet te ontwikkelen. Het is een eerste stap naar een nieuwe vorm van beschaving.”
Over Klaas van Egmond
Klaas van Egmond werkt al ruim 35 jaar in het milieu- en natuuronderzoek. Hij was o.a. directeur milieu van het RIVM en van het Milieu en Natuurplanbureau. Sinds 2008 is hij hoogleraar geowetenschappen (milieukunde) aan de Universiteit Utrecht.
Additionele informatie
http://www.slideshare.net/mvonl/presentatie-klaas-van-egmond